Paragraaf 9

582 23 11
                                    

Pov Matthy

Ik lig op de bank in het kantoor, terwijl de andere vier nog druk bezig zijn met opnames. Het wou niet, mijn lichaam voelde zwaar en lomp aan. Ik kon er niks aan doen, toch? Waarom voelt het dan alsnog alsof alles mijn fout is. Waarom voelt het alsof niks meer goed gaat komen, alsof ik nu al mijn leven volledig verpest heb... ik zoek een uitweg uit de donkere tunnel, maar vind die niet. De bankzitters zijn de doffe gele lampen in de donkere tunnel, de lampen die ervoor zorgen dat je nog iets ziet en gewoon doorrijd tot het einde. Dat is wat de jongens voor mij zijn, de enige hoop dat ik ooit uit de tunnel kom.

'Zo, dat zit er op!' Robbie haalt mij uit mijn gedachten met zijn geschreeuw. Zijn lichaam zit plotseling op dezelfde bank als mij. 'Jullie zijn klaar?' Ik kijk hem aan, terwijl ik mijn handen in mijn mouwen prop. 'Yup! Helemaal klaar voor vandaag.' Hij kijkt op van zijn telefoon. 'Gaat het wel Mat? Je bent echt lijkbleek.' Ik brom zachtjes als antwoord, waar hij geen genoegen mee neemt. 'Als het niet gaat moet je het zeggen hè? Ik kan je altijd naar huis brengen als het nodig is.' Hij glimlacht lief naar mij, een glimlach die warmte in mijn lichaam verspreid. 'Nee het gaat wel Robbie. Maak je geen zorgen, ik kan prima wachten op Milo.' Ik glimlach terug naar hem, een neppe glimlach.

Robbie knikt en staat weer op. 'Als jij het zegt, je mag mij altijd vragen hè.' zegt hij terwijl hij mij aankijkt met een blik waarvan je weet dat hij je niet geloofd. 'Weet ik, geen zorgen Robbie.' Hij knikt nog eens en loopt dan terug naar zijn bureau. Ik trek mijn mond terug in het mondje en ga liggen, mijn hoofd bonkt. Mijn ogen sluiten, mijn handen belanden op mijn voorhoofd, dingen die ik automatisch doe zodra het te veel word. Zodra het daarboven pijn doet, van te veel nadenken. Overuren draaien, dat doen we beide.

De quad gaat hard, de harde wind waait door onze blonde haren heen. Het is donker, nacht. De omgeving is stil, op een paar vogeltjes na. En ons gelach, ons gelach is door de stilte van de nacht te horen. We hebben beide een paar drankjes gehad en daarna besloten we uit de groep te sneaken. Wij tweeën, de quad op, de stille nacht in. 

Milo parkeert de quad midden in het weiland. We gaan beide zijwaard op het zadel zitten, schouder aan schouder. Het is stil, muisstil. 'Mis je je moeder vaak?' Het blijft stil, ik kijk Milo aan. Hij knikt, zijn ogen blijven gefocust op de trein die in de verte aan komt denderen. 'Altijd... ik mis haar altijd.' Zijn stem breekt, zijn kleine schouders schokken. Ik sla een arm om hem heen en trek hem stevig tegen mij aan. 'Wil je mij over haar vertellen? Gewoon om het even over haar te hebben? Zodat ze niet vergeten word...' Ik laat de laatste zin voorzichtig vallen. Het ligt gevoelig bij Milo, zijn vader liet hem alleen na het nieuws dat zijn moeder was overlijden. Ja, Hans leeft nog steeds in hetzelfde huis, maar echt er zijn voor zijn zoon doet hij niet.

'Mama was... mama was een geweldige vrouw. Ze hield van mij zoals niemand anders deed, zelfs papa niet. Ze hield van bakken, vooral taarten. Haar taarten waren verrukkelijk. Soms als ik de keuken binnenloop zie ik haar daar nog staan. Een wit-rood geblokt schort om, haar haren in een knotje. Dat waren de moment dat zij het gelukkigst was, wanneer ze in de keuken stond.' Zijn hoofd leunt op mijn schouder. 'Ze was ook dol op Amstel, liep iedere dag uren en uren met die hond. Het was haar maatje, haar vriendje.' Ik glimlach en geef Milo een zacht kusje op zijn hoofd. 'Ik mis haar Matthy... ik mis een ouder thuis.' Een stukje hart breekt... vijf jaar jonger en niet eens een ouder om naar toe te gaan. 'Ik snap je Milo, wij zijn er voor je. Ik ben er voor je...' De stilte valt weer, onze ogen gesloten. Genietend van elkaars aanwezigheid.

-696 woorden-

Paragraaf 3 // bankzittersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu