Proloog

17 1 0
                                    

Vuurster trippelde langs het lange gras onder de bomen en snoof de warme geur van prooi op. Zonlicht viel tussen de takken, zodat er spikkels verschenen op zijn vlamkleurige vacht. Hij stond even stil, onzeker welke van deze prikkelende geuren hij zou gaan volgen. Dan koos hij om de geur van een eekhoorn te volgen; het geurspoor stopte bij de stam van een eikenboom, dus de eekhoorn zat nu ergens in de takken boven zijn hoofd. 
Het is een tijdje geleden dat ik boomklimmen heb geoefend, dacht hij, terwijl hij zich herinnerde hoe hij zijn Clangenoten had geleerd om ook boven de grond te jagen. Leeuwvlam haatte het eerst. Met een geamuseerd gespin dacht Vuurster aan de goudkleurige krijger die aan de voet van een boom stond, terwijl hij huiverend een poot tegen de stam zette. In tegenstelling tot Sintelhart, die leek klaar om in een vogelnest te slapen van zodra ze het boomklimmen geleerd had. 
Vuurster sprong op de boom en zette zijn klauwen in de ruwe schors. Hij zag de eekhoorn op een van de buitenste takken. Hij sprong ernaartoe, blij dat hij zijn evenwicht nog niet verloren had. De eekhoorn vluchtte, springend van tak tot tak, steeds hoger en hoger. Vuurster dook ineen, klaar om hem te volgen, maar plots hoorde hij een stem die hem riep van beneden.
'Vuurster! Vuurster!'
Hij stond stil; de bladeren om hem heen ritselden toen de eekhoorn verdween in het dicht gebladerte. Vuurster liet zichzelf toe om één keer te sissen van spijt, draaide daarna om en klauterde van de stam naar beneden.

Blauwster, de vroegere DonderClanleider, wachtte op hem aan de voet van de boom. Haar blauwgrijze vacht glinsterde in het maanlicht. 'Het spijt me dat ik je stoor, Vuurster,' mauwde ze. Haar ogen schitterden. 'Ik zie dat je je jachtvaardigheden nog niet verleerd bent. Je ziet eruit alsof je het gewend bent in de bomen te zitten, maar ik laat het klimmen liever aan andere katten over. Loop met me mee,' voegde ze toe terwijl ze met haar staart naar het diepere gedeelte van het bos wees.
Vuurster ging naast haar lopen, genietend van de warmte van de zon in zijn vacht. De SterrenClan heeft alles om een kat tevreden te maken, ging er door hem heen. Maar ik mis mijn thuis en mijn Clangenoten nog steeds. Soms lijkt het alsof ik wegging wanneer ze mij het meest nodig hadden.
'De DonderClan heeft een moeilijke tijd achter de rug, is het niet?' reageerde Blauwster, alsof ze Vuursters spijt had opgemerkt. 'De gewonde katten waren nauwelijks genezen toen groenhoest kwam.'
Vuurster twijfelde voor hij antwoordde, hij slikte het gejammer van verdriet in dat opsteeg in zijn borst. We waren al zo verzwakt door het gevecht; we hadden geen kans om groenhoest te verslaan.
Hij nam adem en ademde uit met een lange zucht. 'Er is zoveel verlies geweest, zoveel pijn. Maar de ziekte is verdwenen, dankzij Loofpoel en Gaaiveder.' Hij forceerde optimisme in zijn stem. 'De kits van Lichthart en Wolkstaart zijn leerlingen geworden. En Braamster is een eerlijke, zelfverzekerde leider. De DonderClan zal overleven.'
'Natuurlijk,' knikte Blauwster. 'Braamster is een goede mentor. Wandel jij in zijn dromen?'
'Dat is niet nodig.' antwoordde Vuurster. 'Ik vertrouw hem.' Hij voelde een steek van woede in zijn buik die hij al eerder had gevoeld. 'Ik zou mijn Clan niet moeten verlaten hebben,' siste hij. 'Ik kon nog vele seizoenen mee!'
'Kon jij ze gered hebben van groenhoest? Kon jij ervoor zorgen dat hun wonden sneller genazen?' Blauwster rustte haar staart op zijn schouder. 'Jij gaf de DonderClan negen goede levens. Ze zouden niet meer van je kunnen vragen.'
Ze doken onder een paar krullende varenbladeren en liepen verder langs een open plek van heldergroen gras, omringd door zilverberken.
'Alle Clans hebben het moeilijk gehad deze bladkaal,' mauwde Blauwster. 'De SchaduwClan heeft meer oudsten dan krijgers, en de WindClan heeft zijn beste jagers verloren in het Grote Gevecht. Het is vreselijk voor elke SterrenClankat om zijn Clangenoten te zien lijden.' Ze pauzeerde om een braamtak uit Vuursters weg te halen. 'Maar er is altijd hoop. Zeker in de SterrenClan.'
'Ik weet het,' miauwde Vuurster. 'Maar ik had me nooit gerealiseerd hoe ver ik hier zou zijn van mijn Clan. En ik- ik dacht altijd dat Spikkelblad hier zou zijn om mij te leiden.' Hij zag de mooie schildpadpoes weer voor zich, de vroegere medicijnkat van de DonderClan, die haar bestaan in de SterrenClan had opgegeven toen ze vocht voor haar levende Clangenoten. Haar amberkleurige ogen leken wel te glinsteren van verdriet in zijn herinnering.
'Spikkelblad zal gemist worden,' antwoordde Blauwster met een scherp randje in haar toon. 'Maar op een dag komt Zandstorm hier om samen met jou te zijn.'
Op een dag. Pijn klauwde aan Vuurharts hart als hij dacht aan zijn partner. Hoeveel seizoenen zal ik nog op haar moeten wachten?

Vuurster had een warm nest voor zichzelf gemaakt aan de voet van een holle boom. Het was best vreemd om niet met andere katten in een kamp te slapen, maar als hij goed luisterde, dan hoorde hij het zachte gemompel van de SterrenClankrijgers om hem heen, verstopt in de varens. Wanneer hij zijn ogen dichtdeed, hoopte hij dat hij in zijn droom in de DonderClan zou zijn.
In plaats daarvan leek het maar een hartslag geleden dat hij in slaap was gevallen toen hij wakker werd gemaakt door een poot die aan zijn schouder schudde. Vuurster hief zijn hoofd op, knipperend met zijn ogen.
'Word wakker, Vuurster,' mauwde een stem.
Een kat stond recht voor hem; een gespierde grijze kater met witte vlekken op zijn vacht.
'Wolkster!' riep Vuurster uit.
De vroegere HemelClanleider boog zijn kop. 'Gegroet, Vuurster.'
Vuurster krabbelde overeind en schudde stukjes mos van zijn pels. Hij had Wolkster vele, vele seizoenen geleden ontmoet, toen de grijs-witte kater hem langs de rivier had geleid om zijn verloren Clan te herstellen. Eenmaal Loofster, de nieuwe leider van de HemelClan, haar negen levens ontvangen had, had Vuurster afscheid genomen van Wolkster. Hij had niet verwacht om hem ooit nog terug te zien.
'Wat doe je hier?' vroeg hij. 'De hemelpaden waar jij wandelt zijn zo ver weg.'
'Ik had de toestemming om jou te bezoeken,' antwoordde Wolkster. 'We moeten samen praten. Kom.'
Hij stapte voor Vuurster uit op een met gras begroeide helling naar de rand van het bos. Een poel vol water vormde zich voor hen, zijn zilveren oppervlakte reflecteerde het licht van de volle maan.
'Ik wil je opnieuw bedanken, omdat je begreep waarom het zo belangrijk was om de HemelClan terug op de bouwen,' mauwde Wolkster, terwijl hij halt hield aan de waterkant en zijn kalme blauwe blik op Vuurster liet rusten. 'Soms kan één Clan niet overleven zonder de hulp van de anderen.'
Vuurster knikte. 'We hebben dat onlangs zeker geleerd, als we dat al dan nog niet wisten.' mompelde hij. Voor een hartslag wervelde de duisternis van het Grote Gevecht om hem heen, de stank van bloed en het gekrijs van stervende katten.
'Ik zag jullie gruwelijke gevecht,' mauwde Wolkster. 'En voor de eerste keer was ik blij dat ik mijn Clan naar een nieuwe thuis geleid heb, omdat we nu gespaard zijn van de wraak van het Duistere Woud.
'Het was geen wraakactie. Het was een slachting.' Vuurster voelde de vacht op zijn rug omhoog komen. 'Ik heb Clangenoten om me heen zien sterven. Ik gaf mijn laatste leven op om hen te redden... en het was niet genoeg.'
'Het gevecht was gewonnen,' wees Wolkster hem erop aan. 'Je hebt je leven niet voor niets verloren.' Hij wandelde naast de poel en stapte delicaat  langs de planten die langs de waterkant groeiden. Vuurster hield gelijke tred met hem, hun pelzen tegen elkaar. 'Je bent niet van zo ver gekomen om mij te bedanken voor mijn hulp aan Loofster, of om te praten over het Grote Gevecht. Wat is er Wolkster? Is er iets aan de hand in de HemelClan?
Wolkster stopte en zat neer, terwijl hij over de poel keek. Plotseling hief hij zijn voorpoot op en sneed zijn zoolkussentje toen hij rechtstond. Een straaltje bloed sijpelde eruit, wat voor een scharlaken wolk zorgde in het zilveren water.
De hevigheid in Wolksters antwoord liet Vuurster huiveren. Hij stond recht met zijn mond open, starend naar het plasje bloed.
'Ik heb een boodschap voor jou dat je naar Braamster zal moeten brengen. Een profetie,' mauwde Wolkster, nog steeds starend naar het water.
'Een profetie?' echode Vuurster. Mijn eerste profetie! Ik ben nu een echte SterrenClankat!
'Inderdaad. Luister goed, Vuurster. Wanneer water bloed ontmoet, dan zal het bloed rijzen.'
Vuurster knipperde. Is dat alles? 'Wat betekent het?'
'We hoeven de betekenis niet te kennen,' vertelde Wolkster hem. Hij draaide zich om, zijn ogen brandden in die van Vuurster als twee kleine manen. 'Braamster zal het zelf moeten ontdekken.'
'En wanneer geef ik die boodschap aan Braamster?' vroeg Vuurster. Hij verzette zich tegen de neiging om meer antwoorden te eisen van de oude kat. Brengen alle SterrenClankatten profetieën die niets lijken te betekenen?
'Je zal meer te weten komen wanneer de tijd rijp ervoor is,' antwoordde Wolkster.
Kan je nog vager zijn? dacht Vuurster geïrriteerd. Maar hij hield zijn stem standvastig. 'Betekent dit nog meer problemen voor mijn Clan?'
'Het leven van een krijger wordt wel vaker door een storm geslingerd,' mauwde Wolkster. 'Het is onze plicht - de plicht van iedere SterrenClankat - om over hen te waken, wat er ook gebeurt.' Zijn blik verzachtte. 'Het spijt me, Vuurster. Ik weet dat dit niet is wat je wilde horen. Maar ik beloof je, deze boodschap zal uiteindelijk een grote hulp voor Braamster zijn. Je moet me daarop vertrouwen.'
Vuurster zuchtte. 'Ik vertrouw je, echt waar. Maar is het echt teveel gevraagd om de DonderClan een paar maanden vrede te gunnen, nadat ze zoveel hebben geleden?'

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: May 16, 2022 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Braamsters StormWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu