I - 26 mei 2022

7 2 2
                                    

Een vreselijk virus verspreidde zich de laatste tijd over de wereld. Het sprong over van mens tot mens, maar alleen bij diegenen die met het bloed van een besmet persoon in aanraking kwamen...

De symptomen waren in eerste instantie onduidelijk. Totdat er -verspreid over de wereld- meldingen binnen kwamen, rapporterend over extreme agressie. Blinde woede. Deze mensen waren in contact geweest met het bloed van een persoon besmet met het virus. De mensen veranderden in beesten, trokken elkaars haren uit, maar ook die van onbesmette omstanders. Ze moordden, vochten, verwondden alles en iedereen om hen heen. De enige manier om ze te stoppen, was om hun leven te beëindigen.

Ik stond te kijken naar de tv, de nieuwslezer vertelde over de nieuw ontdekte symptomen. Er kwamen beelden voorbij van de slachtpartijen die de besmette mensen hadden veroorzaakt. Ik slik. Plots wordt de deur achter me open getrapt. Een hele crew mannen, volledig in zwarte uitrusting neemt me mee.

Ik were samen in een zwarte, rijdende container gezet. Mijn benen werden vastgezet in klemmen, net zoals die voor de hoofden van koeien op boerderijen. Ik zat met mijn rug tegen de zijkant van de container, mijn benen vast in de klemmen en mijn billen op een oncomfortabel soort zadel. In het donker zag ik om me heen meerdere schimmen. Het waren meer slachtoffers. We hadden allemaal het bloed van een besmet persoon aangeraakt en waren op weg naar ons lot. We zouden vermoord worden zodra we aankwamen op de plek waar we naartoe werden gebracht.

In het wilde weg vroeg ik: 'Hoe zou het zijn? Na de dood?' Het was de enige vraag die speelde in mijn hoofd. Ik wist zeker dat ik hier niet levend uit zou komen en had dit geaccepteerd. Niemand reageerde.

De container werd stop gezet en we werden allemaal uitgeladen, alsof we geen mensen, maar waardeloos vracht waren. Ik protesteerde niet, probeerde niet weg te komen uit de barre situatie. Ik wist dat we allemaal vermoord zouden worden, om erger te voorkomen. Toen we eenmaal allemaal in rijen buiten de container stonden, zag ik dat we op een opvallend mooie plek waren beland. Het was een groot, open, zandveld. Een grote boom sierde de lege zandvlakte.

We werden geëscorteerd naar een slaapzaal waar voor iedereen een bed was. Het waren ijzeren frames, met een dun matras en wit-blauw gestreepte kussens en dekbedden.

Op een gegeven moment, wanneer iedereen buiten is, zie ik hoe een jongetje een vrouw vermoord. Ik zie het gewoon gebeuren. Maar toch besluit ik niks te zeggen, te doen. Ik kan niks doen.

Verder in de dag krijgen we te horen dat er een moord is gepleegd. Op één van ons, door één van ons. Ik weet wie het was, maar weer doe ik niks. Ik zeg niks.

Die avond, in de slaapzaal, gaat iedereen naar bed. Maar de volgende ochtend... word ik niet wakker. Ik word wel wakker, maar- ik ben dood. Het jongetje, die de vrouw had vermoord, sliep blijkbaar naast me. Hij heeft me in mijn slaap vermoord.

(Nu komt het hoor)

Mijn moeder komt binnen. Ze draagt een picknickmand. Ze komt bij me zitten en we praten. Pepper Potts (van Iron Man) was er ook, dat deel was wat vaag.

Toen werd ik wakker.

DromenvangerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu