1. Xavier

592 50 10
                                    

Hoofdstuk 1

Xavier Damian Quinn

Kreunend weet ik mijzelf uit het bed te hijsen. Verdomme ook, waarom was ik nu zo stom om gister vergeten mijn tas te laten inpakken. Ik gaf mijzelf mentaal een facepalm, ik vergeet dit elk jaar. Elke keer is het hetzelfde liedje: Ik moet eerder mijn bed uit om Mariëfa te gaan zoeken, en haar dan weer de opdracht te geven om mijn tas in orde te maken.

Niet dat ik uren eerder moet opstaan, want ik moet toch al vroeg opstaan. Dan zijn er nog dieren in het bos, want met deze tijd in het jaar is het te gevaarlijk om over te steken naar de mensenwereld. Ik kan het niet riskeren, hoe lekker mensenbloed ook is. Hoe veel sterker ik er ook van wordt, het is te gevaarlijk.

Ik weet voor mijn kleding kast uit te komen en pak een simpele sportbroek eruit. Daarover heen doe ik een wit shirt aan, want ik moet snel en makkelijk kunnen bewegen in mijn kleding als ik ga jagen. Hoewel een wit shirt niet handig is om aan te doen met jagen. Maar dat is Mariëfa haar probleem weer.

Met gemak loop ik de trap af, naar beneden. Ik doe geen moeite om stil te zijn aangezien mijn ouders toch al wakker zullen zijn. En gelijk heb ik, zodra ik de woonkamer binnen loop zitten ze beide met de ochtendkrant voor hun neus.

"Morgen," begroet ik ze beide met neutrale stem. Maar zoals gewoonlijk zijn ze té geconcentreerd bezig met het lezen van hun krant om mij te horen, en blijft het stil. Schouderophalend verlaat ik de woonkamer en loop door de keuken heen, om vervolgens een schuifdeur te openen en mijn weg te maken naar de gang toe.

In de gang kom ik één van de huishoudsters tegen, Mariëfa, wat mij weer tot de herinnering bracht dat ik nog moest vragen of ze mijn koffer in orde wil gaan maken.

"Goedemorgen meneer Xavier." "Morgen Mariëfa," antwoord ik iets wat nors terug. Niet helemaal mijn bedoeling, maar ach. Ze is tenslotte maar een simpele huishoudster. Die hebben geen waarde, ze zijn de laagste stand. Wij Vampieren leiders behoren daar ver boven.

"Mariëfa, mijn tas moet over een halfuur klaar zijn. Ingepakt en wel. Laat mijn blauwe jeans en een grijs t-shirt uit. Begrepen!?" Nog voordat Mariëfa kon antwoorden was ik al naar buiten gestapt en de deur al terug in het slot gevallen.

Ik liep op mijn gemakje de luxueuze tuin uit, de grote villa die ik thuis noem, achter mij latend. Ik rende het bos in die, hoe kan het ook anders, aan het huis grenst.

--

Ik veegde het laatste beetje bloed, dat nog langs mijn mondhoeken sijpelde, af aan mijn arm. Het bos liep ik uit, de drie leeg gezogen dieren achterlatend in hun zielige lijven.

Ik liep de villa tegemoet, de andere huizen in de buurt passerend. Ik woon in een kleine wijk met nog drie andere families. Uiteraard Vampieren.

Links van ons woont de familie Vont, zij hebben drie kinderen. Drie extreem vervelende kinderen.

En aan de rechterkant woont Budfela. Één van de oudste Vampieren in onze communie. Ja, wij hebben een communie. Je kan een communie vergelijken met een soort sportclub.

Je bent lid, alleen heb je hier geen keus of je lid wilt worden, en je hebt bepaalde 'rankingen'. Denk aan een bestuur, een commissie en ga zo maar door.

Ook heb je verschillende communies, en die vallen uiteindelijk allemaal onder de Vampieren Koning. En laat die Koning nu net de beste vriend van mijn vader zijn.

Binnen de communies zelf heb je ook een leider. Mijn ouders zijn natuurlijk de leiders van onze communie. Het lijkt een beetje op een Weerwolfroedel alleen hebben wij geen Beta's en al die onzin.

XALCARWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu