Hoe het allemaal begon

7 1 0
                                    


Het is precies een half jaar geleden. Een half jaar geleden kon ik het niet meer aan en verhuisde ik hierheen. Ik had een burn-out, het ging gewoon niet meer. Het is inmiddels alweer 16 jaar geleden. Ik stond op, zoals ik iedere ochtend deed. Ik gaf mijn kleine zusje Arianna een kus en vertrok naar school. Na school nog even werken, en toen kwam ik thuis. Het was akelig stil thuis, er was niemand behalve mijn moeder en Arianna, en die lagen beide te slapen, maar toch hing er een kille sfeer. Zo'n sfeer waarbij je het liefst wegrent. Het zal wel niks zijn, dacht ik nog. Ik liep naar boven, om Arianna wakker te maken. Wat hield ik toch van Arianna. Een echte mini-soldaat. Ja, ook zij vocht. Alleen zij vocht niet tegen het kwade, zij vocht niet voor vrede. Zij vocht voor haar leven. Toen ze 15 maanden was, werd er leukemie bij haar geconstateerd. Ik was er kapot van. Maar ze heeft vorige week 2 kaarsjes mogen uitblazen, iets waar ik nog geen jaar geleden alleen nog maar van kon dromen. Ze zal het halen, dat wist ik zeker. Ik liep met een grote glimlach naar de kamer van Arianna. Ik kon niet wachten haar lachende gezichtje te zien als ik haar uit haar ledikantje tilde. Toen ik nog maar 1 meter van de deurklink verwijderd was, kreeg ik een akelig gevoel. Alsof er aan de andere kant van die deur er iets goed fout is. En weer dacht ik dat het niks was. Ik had de deurklink bereikt, en toen ik de kamer inliep, naar Arianna's ledikantje, werd het gevoel versterkt. Toen ik naast het ledikantje stond, zag ik dat Arianna nog sliep. Dat dacht ik althans. Meestal was ze al wakker. Ze lag er verstijft bij. Het zag er bijna onmenselijk uit, alsof ze een pop was. Haar lippen waren grijs, maar dat zou wel door griep of zoiets komen. Niks om me zorgen om te maken, het gaat vast prima met haar. Zometeen wordt ze wakker, en dan zie ik haar lach weer. Ik boog voorover om haar een kus te geven, maar haar lippen voelde anders aan. Ze waren... Koud? Hoe konden ze koud zijn? Ik pakte haar hand, en het voelde alsof de dood mij bij de keel greep. Ik voelde me machteloos, ik kon er niks meer aan veranderen. Ze zal nooit meer naar me lachen, nooit hoor ik dat zoete stemmetje weer, ze zal niet meer achter me aanrennen, nooit meer spelen... Nee, dit kon niet waar zijn! Het kon gewoon niet! Arianna, de mini-soldaat. Mijn mini-soldaat. Ze kan niet dood zijn, daar is ze gewoon te sterk voor. De tranen stroomden over mijn wangen, het kon gewoon niet. Toen liep mijn moeder binnen. De volgende dagen waren voorbij gegaan zonder dat ik het merkte. Ze waren als een roes, de tranen kwamen zo nu en dan weer, geruisloos huilde ik dan uren lang. Het was zo onwerkelijk, ik wilde het niet geloven. Ik kon het niet geloven Voor ik het wist had ik een kaartje in mijn hand met een vogeltje erop met een lintje aan zijn pootje. Op het lintje stond:"Arianna, 2-08-1994" ik klemde het kaartje stevig vast, dit kaartje zou ik met mijn leven beschermen. Misschien was Arianna dan wel dood, maar de herinneringen aan haar zeker niet. Een traan stroomde langs mijn wang naar beneden en belandde met een zachte tik op het kaartje. Ik zit al een half uur naar het kaartje te kijken. Het kaartje is al 16 jaar oud, maar hij ziet er nog steeds goed uit. Ik laat mijn vingers over het papier gaan terwijl ik tranen voel opkomen. Ik leg het kaartje weg, en zucht. Arianna vertrok te vroeg, dat is zeker. Geen enkel meisje van 2 verdient het om te sterven. Op mijn 23ste kreeg ik een kind samen met mijn vrouw, dolgelukkig waren we met haar, onze eerste dochter. Ze leek sprekend op Arianna. Dezelfde groenblauwe ogen, de bruine haren en de lange gekrulde wimpers. Toen mijn dochtertje 7 jaar oud was had ik haar van school opgehaald, zoals gewoonlijk. Terwijl we richting huis reden, begon het te regenen. Niet vreemd, het was september. De regen trommelde op de voorruit, en de ruitenwissers gingen snel heen en weer om de druppels van de ruit te vegen. Het was mistig, we reden langs het bos. In de lente en de zomer was het altijd heel mooi, fluitende vogeltjes en de lekkere geur van dennebomen. Ik kon er uren inlopen. "Papa, let op!" ik was naar de bomen aan het staren. Ik keek een fractie van een seconde te laat op de weg, we slipten van de weg af en knalden frontaal tegen een boom aan. Het volgende wat ik me herinnerde, waren de felle lampen en de doordringende geur van schoonmaakmiddel. Het ziekenhuis. Mijn vrouw stond naast mijn bed, huilend. Ze vloog me om me hals en begon nog harder te huilen. Een arts stond aan het voeteneind ernstig toe te kijken, en schraapte zijn keel. "fijn dat u wakker bent. U heeft een auto-ongeluk gehad en bent met uw auto tegen een boom gebotst. Uw dochter Sophia zat achterin." mijn hart stokte. Sophia! Zou ze nog leven? Zou ze wat hebben? Oh asjeblieft ik smeek het u, laat mijn dochter in orde zijn! De arts rustte even en vervolgde toen. "u was 2 uur bewusteloos en heeft een hoofdwond opgelopen. Uw dochter heeft helaas minder geluk gehad. De ambulance kwam nog net op tijd om u en uw dochter met spoed naar het ziekenhuis te vervoeren, maar in de ambulance heeft ze een hartstilstand gekregen. We hebben alles geprobeerd, maar het mocht niet baten. Uw dochter is overleden. Het spijt me. Sterkte en gecondoleerd met dit tragische verlies." ik keek mijn vrouw aan. Ik was totaal verbijsterd, Sophia kan niet dood zijn, het is niet zo. Ik schud mijn hoofd, begin te schreeuwen, te trappen, slaan. Het kan niet zo zijn! Ik trap in de lucht, alsof ik de dood wil raken, hem pijn wil doen. Hij heeft mijn dochter afgepakt, ze hoort niet dood te zijn. De verpleegsters snellen naar mijn zaal om me kalmeringsmiddelen toe te dienen. Langzaam word ik rustiger, ik beland in een soort roes, en val dan in slaap. Sophia, 16-2-2008.De tranen stromen over mijn wangen, ik kan niet meer stoppen. Eerst Arianna, dan Sophia. Waarom moet ik zo gestraft worden? Wat heb ik gedaan, om dit te verdienen? Ik was een hardwerkende scholier van 16 toen Arianna overleed, ik zorgde voor haar, ging naar school, werkte hard. Ik deed niks verkeerd, lette op in de les. Ik hield van haar, ze was mijn alles. En op die verschrikkelijke dag werd ze van me afgepakt, verloor ik mijn enigste schat. En toen, in januari 2001, werd Sophia geboren. Ik hield meteen van haar. Ik heb 7 jaar lang voor haar gezorgd, naar school gebracht en op gehaald, ze kreeg alles wat ze nodig had, inclusief liefde. Ik hield enorm van haar, met mijn 2 schatten, mijn vrouw en dochter, kon ik alles aan. Tot op die ene dag in 2008. Opnieuw werd een stuk van mijn hart afgepakt, alsof het een spelletje was. 2 jaar na haar dood, vertrok ik naar het noorden, ik trok het niet meer. Op mijn werk ging alles fout. Rapporten slecht, niet op tijd ingeleverd. Mijn werkhouding was slecht. Niemand had er wat aan als ik in Wales bleef. Ik moest erop uit, wat van Engeland zien. Ik kon niet mijn hele leven zo blijven werken, ik moest de dood van Arianna en Sophia verwerken. En snel. Mijn vrouw was ten tijde van mijn vertrek zwanger. 7,5 maanden is ze nu zwanger. Nu hebben we 1,5 maand om samen te genieten van de zwangerschap voor ons kindje komt. Ik kon niet voor een kind zorgen met dit verdriet. Het verdriet is er nog steeds, maar het heeft een plekje nu. En nu is er ook plek voor ons zoontje, mijn nieuwste schat. Ik keek naar mijn koffer. Het half jaartje ertussen uit was voorbij gevlogen. Het was tijd om terug te gaan naar Wales. Ik til mijn koffer op en pak mijn sleutels. Ik heb na Sophia's dood mijn rijbewijs doorgeknipt, dus ik ben met de trein. Ik check uit bij de receptie van het hotel waar ik verbleef en liep de deuren door, ik was er klaar voor. Ik loop rustig naar het treinstation en ik ga zitten. Ik moest 5 minuutjes wachten, en keek om me heen. Een vrouw had een buggy bij zich. In de buggy zat een baby'tje, een jongetje zo te zien. Ik glimlach onbewust. Hoe zou mijn zoontje eruit zien? De trein arriveert en ik stap naar binnen. Het is rustig in de trein, ik ga bij het raam zitten. De rit duurt maar liefst 6 uur. Ik doe oortjes in en staar zo 5 uur naar Engeland terwijl de muziek niet doordringt. Het is meer tegen die stilte. Ik hoor vaag mensen gillen door de muziek heen. Ik sta op om te kijken wat er aan de hand is, vervolgens een harde knal waardoor ik op de grond smak. Even sluit ik mijn ogen, om ze vervolgens weer te openen. Waar ben ik? Wat is er gebeurd? Wie ben ik? De vragen spoken door mijn hoofd terwijl ik opsta. Alles duizelt, ik hoor sirenes en word door 2 mannen sussend weggebracht. Ik moet op een brancard liggen. Ik wil dit niet! De man vraagt wie ik ben. Ik denk na, probeer he weer te herinneren, maar ik weet het niet. Ik kijk om me heen, alsof het ergens aangegeven staat. Ik zie wazig, alles duizelt. Ik kan bomen niet meer onderscheiden, ik zie nog vaag de kleuren van de hordes mensen voordat de brancard in de ambulance wordt gezet en de deuren sluiten. Ik lig aan het infuus, en kijk toe dat de druppels vloeistof traag via de slang mijn hand inlopen. We rijden rustig over de weg. Maar, waarom zit ik hier eigenlijk. Wat doe ik hier? Ik raak in paniek, begin te schreeuwen, probeer me los te rukken. Er snelt een ambulance broeder naar me te om me te kalmeren. Ik word rustig van zijn stem, het klinkt vertrouwd. Hij heeft bruine haren met af en toe een grijze haar. Normaal postuur, brede kaak, grote wenkbrauwen. Hij legt kalm aan me uit wat er is gebeurd, waar we heen gaan en wat er gaat gebeuren, ik kan alleen maar knikken. "de trein waarin u zat moest plotseling remmen omdat er een man op de rails stond. U bent volgens ooggetuigen op uw hoofd geland nadat u was opgestaan. Door die klap heeft u vermoedelijk geheugenverlies opgelopen. We gaan nu naar het ziekenhuis om uw verder te laten onderzoeken. Het komt goed met u." ik staar rustig voor me uit, zijn stem heeft me gekalmeerd. Ik neem de omgeving in me op, luister aandachtig naar de geluiden. Ik weet dat het niet helpt, ik weet nog steeds niet wie ik ben. Maar het kalmeert me, het is vertrouwd. Plotseling slaat de ambulance rechtsaf en rijden we een groot terrein op. Gelukkig, dit herken ik nog wel. Het ziekenhuis. De ambulancebroeders stappen uit en brengen me, zonder wat te zeggen, naar binnen. 2 verpleegsters nemen me over en brengen me weg, zo te zien naar mijn kamer. Alles gaat in een waas voorbij. Vaag zie ik een wegwijs bordje hangen. Spoedeisende hulp, rechtdoor lees ik. Ik probeer me wat te herinneren, maar het lukt me niet. Het is zo frustrerend. Hoe zou mijn leven er eigenlijk uit zien? Zou ik een vrouw hebben, kinderen? Wat zou ik doen voor de kost? Ik weet het niet. Ik weet het echt niet. Ik word in een zaal gereden en in een bed gelegd. Al snel komt er een dokter aanlopen. Hopelijk weet hij het wel. "Hallo meneer, ik ben Dhr. Pluijmen. de ambulance broeders die u hierheen vervoert hebben vertelden me dat u mogelijk aan geheugenverlies lijdt. Daarom gaan we wat simpele testen doen. Het zijn gewoon ja nee vragen. Weet u uw naam?" ik schud mijn hoofd. "dat is niet erg. Adres, postcode?" en weer schud ik mijn hoofd. Het zijn gewone vragen, maar ze voelen vervelend. Het voelt alsof ik faal, het zijn alledaagse vragen en ik, een volwassen man, weet ze niet eens! "weet u iets over uw huidige leefomstandigheden? Partner, kinderen?" en weer, weet ik het antwoord niet. Ik zeg niks, ik doe niks, ik staar alleen maar voor me uit. "Het komt goed meneer, voor de zekerheid zullen we wel een MRI scan moeten doen." het maakt me niks uit, mijn hele leven maakt me niks uit. Ik kan het me toch niet herinneren! Het voelt als een grote kale vlakte. Om 15:00 kan ik terecht voor die MRI scan. Als ik na uren stil liggen, gefrustreerd door de talloze pogingen me iets te herinneren, eindelijk opgehaald wordt, voel ik een vlaag van gerustheid over me heen komen. Ze weten binnen enkele uren wat ik heb, ik weet binnen enkele uren weer wie ik ben. Ik word weggereden door 2 verpleegsters. Ze zien er formeel uit. 1 heeft blonde haren in een knot. Ze is jong, ik schat 25. ze kijkt nors voor zich uit. De ander heeft lange bruine haren in een staart. Ze kijkt al vrolijker voor zich uit dan Verpleegster 1, maar nog steeds te formeel. Ik zucht. Hopelijk zijn de mensen in mijn leven iets vrolijker. Hoe zou mijn karakter eigenlijk zijn? Verdiept in mijn gedachten merk ik niet dat we al in het kamertje met de MRI scan zijn. Een vriendelijke arts kijkt me aan. "Hallo meneer van Dijk, nou, dit is de MRI scan.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Jul 03, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

FlashbackWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu