Jij pakt vrolijk je tas in. Vandaag ga je voor het eerst naar je nieuwe school. Ook al ken je nog niemand, je lijkt er zin in te hebben. Ik vraag mij af of je nog steeds mensen beter wilt maken. Misschien dat je daarom graag naar school wilt.
Als jij weg bent ga ik in bad zitten. Ik laat mijn hoofd onder water zakken. Ik mis je nu al. Jou school is zo ver weg. Het liefst zou ik nog even bij je langs gaan. Heel even door het raampje kijken om te zien of je er nog zit en of het nog goed met je gaat.
Robbert wil samen een stukje gaan wandelen, maar ik zeg hem dat ik geen zin heb. Hij snapt niet dat ik je mis.
Ik denk dat ik toch maar even langs ga bij je school.