1. Onderweg

44 3 4
                                    

Ik opende mijn ogen. Ik ruik een vreselijke stank. Het was geen droom. Nee, het was echt. Ik zit nog steeds in deze stinkende vieze trein. Overal om mij heen staan mensen, wel honderden. Iedereen staat tegen elkaar aangedrukt. Ik hield mijn moeders hand stevig vast. Mijn benen zijn zo moe. We waren nu al twee dagen onderweg met de trein. Die smerige Duisters vertelden ons met een grijns op hun gezicht dat we naar het paradijs gingen. Soms vraag ik me af waarom de Duitsers zo gemeen zijn tegen Joden zoals ik. Mama had gezegd : ''De Duisters zijn gemene mensen die alle Joden dood willen, dat komt door Hitler. Hij denkt dat alle joden slecht zijn. God zal hem straffen en ons hieruit helpen, dat beloof ik. Hij zal de vrede weer herstellen en de duivel wegjagen.''

Ik herinner me nog heel goed de trilling in haar stem, een trilling die ik nog nooit had gehoord. Alsof ze bang was. Tot dat moment had ik mijn moeder nog nooit bang gezien. Mama keek haastig in het rond op zoek naar mijn vader, maar hij was nergens te bekennen. Mijn ouders zeiden dat ik op vakantie ging maar deze reis duurt al zo lang. Mijn vriendin Liesje hoefde niet op vakantie, die ging gewoon naar school en die droeg ook niet die stomme ster. Ik staarde naar het stuk stof in de vorm van een ster die op mijn borst zat genaaid. ''Jood'' stond erop. Misschien zijn we wel slecht dacht ik ineens, waarom zouden we anders gestraft worden? Die gedachte schudde ik snel weer van me af.

Ik zat in de trein met allemaal mama's en kindjes. Ik vroeg aan mama waarom er geen papa's in de trein zaten maar daar gaf ze geen antwoord op. Ik had met niemand in de trein gepraat. Hoe zou het paradijs eruitzien? Ik kon me er geen beeld bij indenken. De trein ging nu langzamer. ''Noortje?'' Mijn moeders stem klonk schor, ze had al de hele dag niet met me gepraat. ''Wat is er mam?'' zei ik terug. ''Beloof je dat je doet wat ze zeggen?'' roept mijn moeder bang. ''Wie zijn ZE?'' roep ik terug. ''De Duitsers, die mannen in militaire pakken.'' Ik voelde nu dat er wat ergs aan zat te komen.

Ik kneep hard in mijn moeders hand. Zo hard dat het misschien wel pijn deed maar mama gaf geen kik. '''Ja'' Antwoordde ik droog. De trein stopte, ik voelde mijn hart steeds harder bonken. Ik was nog nooit zo bang geweest. Ik had mijn knuffelbeer in mijn ene hand en mijn moeders hand in de andere. De trein deuren openden zich en we werden verblind door het felle zonlicht. We werden naar buiten geduwd. De mannen om ons heen schreeuwden allerlei woorden naar ons, ik begreep ze niet maar het klonk niet aardig. Verderop werden de mama's en kindjes van elkaar gescheiden. Mama keek me aan en zei dat ik rustig moest blijven. Twee mannen trokken ons uit elkaar. Ik probeerde haar hand niet los te laten maar ik was niet sterk genoeg. Ik barstte in tranen uit, ik schreeuwde van verdriet en mijn moeder deed hetzelfde. Wat moet ik doen en hoe moet ik nu verder?


Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Oct 13, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Op De VluchtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu