Alle spieren zetten zich in om snelheid aan te maken. Ik moest sneller lopen of ze haalden me nog in. De pijn in mijn rechtervleugel was ondragelijk. Er stroomde goud bloed uit een schotwond. Ze hadden bijna alle aartsengelen. Ze hadden bijna alle aartsengelen gevangen genomen. Nu hadden ze het op mij gemunt. Ze hadden alle dorpen uitgekamd op zoek naar aartsengelen zoals ik. Ze stormden ons huis binnen waar ik en mijn broer ons samen verstopten. We konden op tijd vluchtten via de achterdeur naar het bos. Bijna hadden we de rand bereikt toen plots de mannen mijn broer lieten struikelen door een net naar hem te gooien en naar mij schoten. De kogel boorde zich door mijn rechtervleugel. Mijn broer riep dat ik moest rennen en niet achterom mocht kijken, dat deed ik. Ik probeerde tevergeefs op te stijgen om te vliegen. Toen ik een kleine voorsprong had, klom ik in een oude stevige hoge boom. Mijn linkervleugel klapperde om me sneller bovenaan te krijgen. Mijn voeten rustten op een stevig uitziende tak. De mannen liepen als een kudde paarden voorbij. Ik zuchtte en stelpte het bloed. Ik wachtte lang genoeg om er zeker van te zijn dat ze weg waren. Mijn oren spitste zich voor een snuivend geluid. Het kwam uit de richting waar de mannen naartoe zijn gelopen. De struiken smolten zowaar weg en er stapte een hellehond door. Het snuffelde mijn geur op maar had me nog niet gezien. De huid van de hond glansde en was zwarter dan de nacht. Zijn groteske kop snuffelde aan de uitstekende wortels van de boom waarop ik zat. Het zwarte slijm dat uit zijn brede muil droop viel op de stam van de boom. Op datzelfde moment prikte en brandde er iets aan mijn knie. Mijn ogen vielen erop en zagen dat er een derde klas brandwond ontstond. De boom fluisterde in mijn geest dat ik hem moest loslaten. Ik zond een bedankje toe en liet mezelf vallen. Een snik. Van mij of van de boom? Veel tijd had ik niet om erover na te denken. De hellehond liet een afgrijselijk geluid achter dat de mannen terugriep. Ik rende naar het oosten maar werd al snel in de val gelokt. Er stond een immense muur voor mijn neus. Erover vliegen was geen optie. Mijn vleugel was daarvoor er te slecht aan toe. Klimmen dan maar. Voet voor voet en hand voor hand klom ik razendsnel naar boven. Het was niet snel genoeg. Het sarcastische mannen gelach deed me bijna stoppen.
"Schatje, stop met vluchten en geef je aan ons over. We vangen je toch. Je kan niet aan ons ontsnappen. Je kan zelfs geen kant meer op."
Er werd weer gelachen. Ik had twee levens veranderende keuzes. Of ik vluchtte door en had een piepkleine kans dat ze me nooit zouden vinden. Of ik liet mezelf te pletter vallen om met gemak bij mijn Vader, God, te keren in het hiernamaals. Ik koos voor de tweede optie. Mijn ogen sloten zich en met een zucht liet ik de muur los en viel mijn lichaam op de grond. Ik had een stekende pijn verwacht. Maar in plaats daarvan werd ik opgevangen. Ik was zeer teleurgesteld in mezelf. Ik had me eigenlijk aan de vijand gegeven. Ze moesten me alleen maar goed opvangen. De man hield me stevig vast en knelde mijn vleugels tussen zijn borst en mijn rug.
"Gelukkig heb ik je opgevangen. De heer zou anders heel boos zijn geweest." Zijn gezicht stond hard en koud. Ik voelde me misselijk en bang. Wat zouden ze met me doen? Waarschijnlijk niet veel goeds. Er is nog nooit een levende aartsengel teruggekeerd. De man die me had opgevangen gaf me over aan een grotere man, een blok van een mens. De betonblok gooide me over zijn brede schouder. Ik sloeg en schopte met mijn vuisten en knieën in mijn belager. Hij gaf geen kick en liep gewoon met de groep door. Totdat we voor een immense zwarte poort stonden. De leider van de groep die me had opgevangen sprak in de muur met iemand. De poort ging met veel kabaal open. We liepen erdoor en ik zag dat er in de muur een soort bel was. Grappig, een bel voor de poort van de hel. Mijn ogen moesten erg wennen aan al het donker rondom me. Na ongeveer een tweetal minuten te hebben gestapt en mijn ogen rond keken naar al die rijkdom, werd ik op mijn knieën gedwongen en werden mijn handen op mijn rug vast gebonden. Ik keek naast me en zag een rij met meisjes. Ook zoals ik zaten ze allemaal op hun knieën met hun handen op hun rug vast gebonden. Ik slikte hoorbaar en mijn aandacht werd getrokken naar een troon recht voor me. De troon was van goud en was enorm. Degene die erin zat zag er daardoor nietig uit. Hij keek verveeld rond zich en praatte met een dienaar naast hem. Betonblok waagde zich op een van de vier trappen voor de troon en knielde voor zijn heer. "We hebben alle meisjes gevonden die u wenst. Aanschouw, mijn heer."
JE LEEST
|Stuck in between two worlds|
FantasyLois-Malaina gaat een moeilijke strijd tussen goed en kwaad aan met behulp van Amarus, samen proberen ze het kwaad te bestrijden. Maar wat als je zelf wat van dat kwaad in je hebt? Je tegen jezelf moet vechten? Je niemand vertrouwt, ook jezelf niet...