Mijn blik werd naar de deur getrokken waar een plateau met eten onder werd geschoven. Ik kijk terug door de traliën naar buiten en zie voor de laatste keer de schoonheid van de zonsondergang. Onder de bomen die vanaf het kasteel dichter werden en de kruinen naar elkaar toereikten om steun aan elkander te bieden, zag ik een schim. De zwarte gedaante sprong van boom naar boom. Het kwam dichter naar de vlakte, dichter naar het kasteel, dichter naar het raam, dichter naar mij. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes om beter te kunnen zien maar ik zie het nergens meer. De schim was spoorloos verdwenen. De wachten op het dak zouden dat toch al lang gezien hebben. Dat moet toch. De kloppen op de deur halen me uit mijn gemurmel van aaneenhangende gedachten en scenario's. De celdeuren, die me gevangen houden, gaan piepend en krakend open. Ik wist meteen wie er stond. Ik kan zijn negativiteit voelen. "Ben je er klaar voor, mijn duistere engel." Ik negeer hem en staar naar het donkere gewaad dat hij omhoog houd. Met een geërgerde zucht loop ik naar hem toe en trek het kleed uit zijn handen. Zijn zelfvoldane grijns wil ik van zijn smoel slaan. Ik mag dan wel een aartsengel zijn, ik ben ook een pittig meisje. "Draai je om. Ik wil niet dat je me naakt ziet." Hij rolt met zijn ogen en verplaatst zich honderdtachtig graden zodat zijn gezicht naar de celdeur gericht is. "Je weet dat het een kwestie van tijd is totdat je van mij bent." Zijn woorden maken me bang en kwaad. Nog even en ik ben al het goede in me kwijt.
Ik had eindelijk dat afzichtelijke zwarte kleed aan. Het kon ermee doorgaan als een begrafenis gewaad. De pretoogjes van Ace vertelden me dat ik er beeldig uitzag. Ik voelde me daarentegen als een hoer. Ace stak zijn arm uit. Ik nam hem met tegenzin aan en samen liepen we de stenen wenteltrap op.
We waren aangekomen op een binnenplaats. Rondom zat een groot publiek op houten banken. Iedereen juicht als ze Ace, en daarna mij, zien. De grond was van zand en in het midden stond een paal met zowel bovenaan als onderaan een stuk touw. Twee stappen verder naast de paal stond een altaar. Op het altaar lagen allemaal voorwerpen, een mand met fruit en groenten en een kan. Ace nam plaats achter het altaar. Twee bewakers duwden me naar de paal en bonden eerst mijn handen bovenaan en dan mijn voeten onderaan vast. "Vandaag," riep Ace luid. "zal een ritueel plaatsvinden om een aartsengel te laten bekeren tot mij, het 'kwaad'."Iedereen lachte en joelde om Ace verder te laten praten. "Deze beeldschone jongedame wordt mijn vrouw, nadat zij zich heeft bekeert." Ace grijnst naar me en ik ben blij dat het touw me recht hield want anders lag ik op de grond. "Duistere geesten, ik doe een beroep op u. Geef me uw kracht om dit onschuldige meisje tot mij te wenden. Ik zal u betalen met mijn bloed en deze offergave van eten." In zijn hand hield hij een dolk boven zijn hoofd. Razendsnel haalde hij die over zijn handpalm en er druppelde meteen een zwarte drab uit. Hij kreunde luid en liet het bloed in de kan stromen. De lucht rond hem werd donker. Net rook die rond hem zweeft. Duisternis, dacht ik meteen. "Vervul dit meisje en laat haar inzien dat ze beter met u is. Laat haar zien dat ze alles aankan. Dat ze met mij de wereld op de knieën kan krijgen. Zorg ervoor dat ze voor mij en voor u kiest."
Om de donder niet, dacht ik. De donkere rook zweefde van Ace naar mij. Het hulde me van mijn voeten tot aan mijn hoofd. Het dwong mijn mond open en glipte erin. Het volgende gevoel dat ik kreeg was afschuwelijk. Ik dacht aan wraak, woede en haat. Verschillende emoties trokken door me heen. Ik wou moorden, vernietigen, alles kapot maken. Maar een ander deel van me dwongen die gevoelens weg. Liefde, vriendschap en geluk dwong die helse pijn weg. Ik schreeuwde het uit. Ace kwam voor me staan. Zijn hand streelde mijn wang. "Ja, liefje, laat het tot je komen. Verzet je niet."
Op dat moment begon de menigte zich te roeren. De mensen waren bang. Voor wat? Uit de schaduwen kwam een stralend licht. Het licht deed pijn aan mijn ogen en ik siste. Ik siste? Wat gebeurd er in hemelsnaam met me? "Sssstop," siste ik. "Ga weg. Laat de pijn ssstoppen." beval ik Ace. Hij had geen aandacht meer voor me. Hij stond van me weggedraaid. "Wat kom jij hier doen?" Zijn toon was woedend. Wauw, iemand kreeg meneer boos. Ik wou degene een schouderklopje geven en succes wensen. Maar ik kon nog altijd niets doen. Duisternis verzwolg me en nam bezit van me. Langzaamaan werd ik een demon. Nee, dat mocht niet gebeuren! Nooit!
Ik knipperde mijn ogen open en keek naar het tafereel dat voor me gebeurde. Ace zat verwikkeld in een gevecht. Hij gaf zijn belager een stomp in zijn maag. Maar de belager ontweek die. Ik kon zijn gezicht niet zien want hij straalde over zijn hele lichaam een fel wit licht uit. Ik zag alleen zijn immens grote witte vleugels. Ace zag er naast de man een donker verschrompeld ventje uit. Dat maakte me aan het lachen. Het geluid dat uit me kwam was een dof gekuch. Geen lach.
De man hoorde me en sloeg Ace in zijn gezicht. Hij had hem bewusteloos geslagen want Ace verroerde zich niet meer. Eindelijk. De man kwam dichter en legde zijn handen op het touw. Dat onmiddellijk verpulverde tot as. Hetzelfde deed hij bij mijn voeten. Ik keek alleen naar zijn felblauwe ogen. Zijn gezicht zelf herinner ik me niet, maar zijn ogen wel. Zo blauw als een heldere lucht in de zomer. Mijn benen begaven het en ik werd door hem opgetild. "D-dankje." prevel ik nog snel.
Met één slag van zijn vleugels werden we samen opgetild in de lucht.
JE LEEST
|Stuck in between two worlds|
FantasíaLois-Malaina gaat een moeilijke strijd tussen goed en kwaad aan met behulp van Amarus, samen proberen ze het kwaad te bestrijden. Maar wat als je zelf wat van dat kwaad in je hebt? Je tegen jezelf moet vechten? Je niemand vertrouwt, ook jezelf niet...