Hoofdstuk 12

1.5K 74 4
                                    

Nog steeds zaten we vastgebonden aan de paal. Al zo'n uur ongeveer. De deur was op slot gedraaid, het bordje omgedraaid, zodat er nu "gesloten" stond in plaats van "open" en de lichten waren gedimd. Het gezellige, knusse café was plots veranderd in een naar, angstaanjagend hol. Een schuilplaats, waar men zo stil moest zijn als het maar kon, zodat niemand kon merken dat we hier waren. Alle mensen waren vrij stil. Ze zaten vastgenageld aan de grond, met de ruggen tegen de rug van een ander aan. Ze waren bang dat ze bij één kik een kogel konden verwachten.
De man - zijn naam wisten we nog steeds niet - hield zijn telefoon aan zijn oor en praatte met degene aan de andere kant van de lijn. Hij sprak een taal die ik niet kende. Bij elk ding dat hij zei, maakte hij wilde handgebaren. Hij klonk boos; ontzettend boos en gestrest.
De vastgebonden handen van Eva en mij hadden elkaar gevonden. Ik streelde met mijn vingers kort over de rug van haar hand en liet daarna mijn vingers tussen die van haar glijden. De positie was misschien niet helemaal comfortabel - onze handen waren strak achter onze rug vastgebonden, waardoor het touw in mijn polsen sneed bij iedere beweging - maar toch voelde het goed om haar vast te kunnen houden. Misschien kon ik haar op deze manier wat geruststellen.
'Eef?', fluisterde ik in haar richting. De kans dat de man het zou horen, was zeer klein en daarom besloot ik om een poging te wagen.
'Wat is er?', fluisterde ze terug. Geen enkel spoor van nervositeit was in haar stem te horen. Geen trilling, geen hapering, helemaal niets. Ik kon mij gewoon niet voorstellen dat het haar werkelijk niets deed. Ze was goed in het verbergen van haar gevoelens; maar zó goed? Het bleef voor mij een raadsel.
Ik wierp nog een blik op de man, hij had gelukkig niets in de gaten.
'In mijn broekzak zit mijn mobiel. Misschien kan je erbij, dan kunnen we bellen...'
'Ben je wel goed bij je hoofd?', onderbrak ze me abrupt.
'We moeten iets doen, Eva', probeerde ik haar te overtuigen.
'Hij schiet je overhoop, Wolfs, en anders mij wel', siste ze.
Ik zuchtte diep.
'Wat moeten we dan?'
'Het zal niet lang meer duren voordat je collega's ingelicht zijn, hij houdt ons immers niet voor niets vast.'
Daarin moest ik haar dan ook weer gelijk in geven. De man wist dat ik bij de politie zat, waarschijnlijk was ik dan ook het beoogde slachtoffer en zou hij iets van mij - van de politie - willen hebben om ons weer vrij te laten. Hij had alleen nog niets losgelaten over wat hij precies wilde. Hij had enkel wat vragen gesteld aan mij. Hoe lang ik al bij de politie zat, of ik het naar mijn zin had; dat soort onnozele dingen. Daarna was zijn telefoon begonnen te rinkelen. Ik gokte dat hij al ongeveer een half uur in hetzelfde telefoongesprek zat. Misschien langer, waarschijnlijk korter. Wanneer je niets te doen had, leek alles langer te duren dan in werkelijkheid.
'Je bent toch niet bang, hè!', grinnikte Eva.
'Nee, joh', schudde ik luchtig mijn hoofd. Ik was ook niet bang, hoogstens een tikkeltje nerveus. Nerveuzer dan dat Eva leek, in ieder geval. 'Ik heb het gewoon gehad met dat zitten, ik krijg een zere rug', mopperde ik.
Eva schudde zuchtend haar hoofd.
'Mannen', mompelde ze.
Ik wilde op haar reageren, maar hield wijselijk mijn mond dicht toen de man zijn telefoongesprek beëindigde. Ik had er een hekel aan dat ik hem niet bij naam kon noemen; hij had zich namelijk nog steeds niet bekend gemaakt.
'Floris Wolfs.' De man nam weer plaats op de stoel tegenover mij. 'Jullie zitten hier natuurlijk allemaal niet voor niets, maar vooral jij niet.'
Ik slikte, het was dus écht op mij gemunt.
'Jij hebt mijn compagnon opgepakt. Je kan begrijpen dat ik daar niet heel erg blij mee ben.'
De radartjes in mijn hersenen begonnen razendsnel te draaien. Wie had ik laatst opgepakt? Meteen kwam de grote zaak te boven. Eén van de overvallers hadden we een tijdje terug al weten op te pakken, de rest was spoorloos. We hadden hier niet met zomaar een crimineel te maken. Iemand die meerdere overvallen – en daarbij moorden – op zijn naam heeft staan, kan je wat mij betreft geen lieverdje noemen. Dit zou nog wel eens heel slecht kunnen aflopen.
'Wat wil je?', vroeg ik hem. Ik sprak neutraal; ik liet hem niet merken dat het zweet bij mij was uitgebroken.
'Ik wil dat jullie mijn compagnon laten gaan. In ruil daarvoor laat ik jullie gaan.'
Ik had al verwacht dat dat zijn eis zou zijn.
'Je weet dat we niet zomaar iemand kunnen laten gaan.'
'Flauwekul', vond hij. 'Ze doen hun best maar. Ik denk namelijk niet dat ze willen dat hun rechercheur een kogel door zijn kop krijgt.'
Ik slikte, maar bleef mijn zenuwen de baas.
'Als ik dood ben heb je niks meer aan me. Dan zal dat vriendje van je helemaal niet meer vrijkomen, jij trouwens ook niet.' Ik probeerde zo overtuigend mogelijk te klinken.
'Wat jammer dat je mij nou weer zo moet tegenwerken', schudde hij quasi teleurgesteld zijn hoofd. Hij leunde wat voorover en draaide het pistool rondjes om zijn vinger. 'Maar misschien heb je gelijk', zei hij na even nagedacht te hebben. Hij pakte het pistool goed vast en richtte het ding op Eva. 'Misschien kan je vriendinnetje die kogel voor je opvangen.'
Ik schudde meteen heftig mijn hoofd. Ik wist immers dat hij niet blufte.
'Nee, dat bedoelde ik niet.'
'Wat bedoelde je dan wel?' Hij richtte het pistool op mij.
'Ze gaan hun best doen om hem vrij te krijgen, ik zweer het je.'
Tevreden knikte de man zijn hoofd.
'Dat klinkt al beter.'
Met open mond had de rest van de mensen toegekeken en daarbij aandachtig ons gesprek gevolgd. Ik had niet eens in de gaten gehad dat ze er waren. Ze gaven immers geen kik.
De man pakte zijn mobiel weer uit zijn broekzak en tikte een nummer in. Waarschijnlijk het nummer van het hoofdbureau, om zo in contact te komen met hoofdinspecteur Frieda Mechels. Hij sprak zeer formeel door de telefoon, degene die hem aan de lijn had zou zeker niet in de gate hebben met wat voor iemand hij of zij te maken had.
Ik zuchtte diep en sloot kort mijn ogen. Ik kon alleen maar hopen dat de collega's snel in actie zouden komen en daarmee snel een einde konden maken aan deze gijzeling.

Het Café [Flikken Maastricht]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu