Op een maandagmorgen

44 3 1
                                    

Ik hoor mijn wekker gaan en wordt langzaam wakker. Kreunend doe ik mijn wekker uit en ga nog even liggen. Het enige wat ik kan bedenken is dat ik zo meteen scheikunde heb. En daarvoor heb ik een simpele formule samen gesteld: Scheikunde+ ik ---> hem zien. Ik zucht diep en zie zijn gezicht voor mij. Zoo dichtbij, maar zo ver weg. Ik ga overeind zitten en kijk op de wekker. Sh*t, het is al een kwartier later. Ik vlieg uit mijn bed en loop snel de trap af. Meteen wordt ik beneden begroet door vrolijk gepiep van mijn cavia's. Ik lach en kijk naar ze. 'Jullie hebben het tenminste makkelijk, jullie hoeven niet naar school'. Ik lijk wel gek om tegen mijn cavia's te praten, maar het doet er niet toe. 's Ochtends, als iedereen nog slaapt, is het huis van mij. Ik maak snel een boterham klaar en bekijk een filmpje op YouTube. Terwijl ik zie dat twee jongens het spelletje "Rara, wat ben ik?" doen, dwalen mijn gedachten af. Vandaag scheikunde...die kriebels...zijn gezicht...Opeens hoor ik geen geluid meer. Het filmpje dat bijna 20 minuten had geduurd was afgelopen. Ik kijk op de klok in de woonkamer. "07:30". Dan kan ik me beter haasten, als ik niet wéér te laat wil komen. In no time heb ik mijn tanden gepoetst, mijn leuke groene truitje aangetrokken en mijn donker rode haren gekamd. Ik kijk in de spiegel. Ik zie slechts lichtbruine ogen, zulk donker rood haar dat het bijna bruin leek en een smal gezichtje. "Schattig" noemde mijn moeder dat. Ik vond altijd dat mijn gezicht oké was, maar nu leek mijn kleine neus te klein en mijn wangen te roze. 'Focus' zeg ik hardop tegen mezelf. Ik kijk op de klok: 07:50. Het had allemaal geen zin gehad dat ik zo snel was geweest; het lukt me altijd om mijn tijd die ik over heb weg te gooien. Ik zucht en vraag aan mijn vader, zoals elke ochtend, of hij brood wil klaarmaken. Hij bromt wat over 'weer eens te laat', maar staat wel op. Ik pak gauw mijn boeken en doe ze in mijn tas. In zulke tijdstress kon ik me gelukkig wel goed kon concentreren. Ik trek snel mijn sneakers en jas aan. Ik geef mijn vader een kus en roep naar mijn moeder; ' Fijne dag!' Ik stond op mijn punt om naar beneden te rennen, toen ik een stevige hand op mijn schouder voelde. Ik draai me om en zie mijn vader met mijn eten in zijn handen staan en zegt lachend: 'Vergeet je niet iets?'

IngewikkeldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu