Hoofdstuk 1 The last train.
‘shit shit shit’ ik ren door mijn kamer, haal alles overhoop maar kan mijn mobiel niet vinden. ‘Dit gebeurd me nou altijd.’ Mompel ik in mezelf.
Snel pak ik een huistelefoon en bel naar mijn eigen mobiel. ‘Tuurlijk onder mijn kussen.’
Niet begrijpend hoe dom ik ’s ochtends kan zijn, kijk ik in de spiegel. Ik zie een meisje van 16 met heel donkerbruin haar, blauwe ogen, gemiddelde lengte, en sproeten. Ik doe nog wat mascara op mijn wimpers en wat eyeliner erboven.
Snel kijk ik op mijn rooster. ‘Wiskunde, Geschiedenis, Gym, Engels en Muziek’ som ik voor mezelf op. Ik loop naar de kast en trek mijn boeken eruit, prop ze in mijn tas, pak nog wat gymkleren en loop dan naar beneden.
Op de klok kijkend zie ik dat het al bijna tijd is. ‘Hoi pap.’ Ik loop naar mijn vader en geef hem een kus. ‘Hoi lieverd, lekker geslapen?’ ‘Ja hoor prima.’ Zeg ik. Snel smeer ik boterhammen voor school, en eet ik er ook eentje.
Net als ik uit de de deur uit wil lopen komt mijn moeder nog naar beneden. Ik geef haar ook een kus en trek daarna een sprintje naar mijn fiets.
In de hoop dat het rustig is op het station zet ik mijn fiets in de stalling, en loop naar het perron waar ik elke dag heen moet.
Het valt me op dat het vrij rustig is. Normaal staat het hier bomvol mensen die allemaal naar Utrecht willen voor hun werk, of bijvoorbeeld voor school. Zoals ik.
Eenmaal ingestapt loop ik de trap op naar boven en gooi mijn tas neer naast het raam. Ikzelf laat me vallen op de stoel er tegen over. Ik weet het, het is asociaal om een stoel in te nemen voor alleen maar je tas, maar eigenlijk doe ik dat altijd.
De coupé is rustig, er zitten een stuk of 20 mensen.
Uit mijn ooghoeken zie ik dat er een jongen de trap op komt lopen.
Stiekem hoop ik dat hij niet naast me komt zitten. Want ’s ochtend een gesprek aanknopen met iemand die ik niet ken is niks voor mij. Helaas, hij neemt plaats naast mijn tas, glimlacht naar me en zet zijn tas naast mijn stoel neer.
Het is een jongen met blond stijl haar, er zit gel in maar het ziet er wel warrig uit. Leuk zelfs. Hij heeft kuiltjes als hij lacht en groenige ogen.
Plots merk ik dat ik naar hem staar en snel wendt ik mijn ogen af
Met een schok beweegt de trein naar voren, en als hij eenmaal op snelheid is, zie ik de bomen voorbij flitsen.
Uit mijn tas haal ik mijn lichtblauwe ipod nano. Zet hem op shuffle en dommel half in.
_______________________________________________________________________________
Dit is het eerste deel van Hoofdstuk 1. Het 2de deel komt eraan!
Vote & Comment please. Dan weet ik of jullie het leuk vinden!
________________________________________________________________________________
‘Uuh meisje.’ Ik voel een tikje tegen mijn schouder. Ik open een oog en zie de jongen half over me heen hangen. Ik schiet overeind. ‘Sorry ik wou je niet wakker make..’ ‘Wat is er aan de hand?’ Onderbreek ik hem. ‘Nou.’ Begint hij ‘Ik gokte dat je er bij Utrecht uit zou moeten en, we zijn er zeg maar bijna.’ ‘Oh. Dankje.’ Hij knikt. Ik kan een geeuw niet onderdrukken en sla snel een hand voor mijn mond.
Hij glimlacht weer, en diep van binnen smelt ik. Maar ik druk het gevoel weg. Verliefd zijn is wel het laatste wat ik wil.
Opeens ruik ik iets branderigs. Verward kijk ik om me heen terwijl ik nog steeds rustig op mijn plek in de trein zit. Ik zie dat er een aantal mensen opstaan en voordat ik het weet zie ik het. Vuur. Vuur en rook. Verschrikt kijkt ook de jongen die voor me zit achterom. ‘Holy crap’ Hoor ik hem fluisteren.
Het vuur verspreid zich snel, de stoelbekledingen zijn blijkbaar erg ontvlambaar. In alle paniek dat het eindelijk tot me doordringt spring ik op en grijp ik mijn tas. ‘Tijd om ervandoor te gaan.’ Zeg ik heel nuchter tegen de jongen.
Het is altijd al gebleken dat ik in heftige situaties heel rustig blijf. Ookal is de ergste ervaring tot nu toe een uit de hand gelopen straat gevecht waar ik niks mee te maken had. De jongen knikt afwezig, hij is natuurlijk op het vuur geconcentreerd, en staat op. Zonder aarzelen probeer ik me door de menigte heen te duwen die zich voor de coupé deur hebben verzameld.
Het vuur is al angstvallig dichtbij en de hitte wordt langzamerhand ondragelijk.
Er zitten blijkbaar toch meer mensen in de coupé dan ik dacht want er zit bijna geen beweging in de rij.
Alle mensen duwen, trekken en schreeuwen. Paniek. Zo voelt het dus.
Ik voel me als een rat in de val, achter ons staan mensen en voor ons, en het vuur sluit ons in. ‘Oh mijn god.’ Zeg ik zonder dat ik het doorheb. ‘Zeg dat wel.’ De jongen waarvan ik nog steeds zijn naam niet weet is duidelijk in paniek. Ik zie tranen in zijn ooghoeken. Ik voel op mijn eigen wang, nat, ik sta dus blijkbaar te huilen zonder dat ik het echt doorheb.
‘Ik denk dat we dood gaan.’ zeg ik versuft, de rook is verstikkend en eigenlijk wil ik op de grond liggen waar nog een beetje frisse lucht is, maar omdat ik helemaal ingesloten ben wil dat niet lukken. Ik voel mijn hoofd zwaar worden en weet dat het op elk moment afgelopen kan zijn. ‘Hou vol.’ Mompelt de jongen met zijn laatste krachten. ‘Hoe heet je?’ Ik weet dat het een domme vraag is, maar ik moest op zijn minst zijn naam weten. ‘Ruben.’ ‘Aangenaam.’ Ik steek mijn hand uit, en wonder boven wonder weet ik een glimlach op mijn gezicht te werpen. ‘Fay.’
Met zijn hand nog vast zakken we kuchend door onze benen. De laatste gedachte die door mijn hoofd spookt is. Hoe kon dit gebeuren? En dan wordt het zwart, en niet zwart zoals in flauwvallen. Maar zwart als in dood..
_______________________________________________________________________________
Hooi iedereen. Dit was dus hoofdstuk 1.
Ik ben heel erg benieuwd hoe jullie het vonden.
Dus vote en comment!
Dan weet ik namelijk of het nut heeft om door te schrijven (a)
JE LEEST
The Afterlife.
RomanceHet antwoord op de vraag waar niemand echt een antwoord op heeft. Is er leven na de dood? Na een vreselijk ongeluk ontdekt Fay wat niemand zeker weet. Een nieuwe wereld, een wereld waar alles anders is. Waar ze moet vechten om de aarde te beschermen...