''Shit!''
Deze kreet van wanhoop verliet Justus' keel in het jaar 45 voor Christus op 22 juli om 14.32 uur. Het kwam er rollend uit, als een leeuw die zijn brul vanuit diep in zijn buik liet komen. De trillingen van het geluid rolden verder, ze gleden over de grote gele zandvlakte, waarna ze uiteindelijk tegen de rand botsten die de kleine woestijn omgaf en kaatsten weer terug. De zandvlakte zelf was op bepaalde plekken niet geel maar rood gekleurd, met een patroon van zwarte vlekken en Justus stond er middenin, als een eiland midden in een woeste oceaanstorm. Hij was omgeven door zwetende krijgers die zich met hand en tand verdedigden tegen woeste dieren, de een nog verschrikkelijker dan de ander. Het geschreeuw en doodsangst van de dieren en mensen die al op de grond lagen werd overstemt door de bloeddorst van het volk, dat bovenaan veilig op de tribune stond. Joelend en krijsend van plezier eisten ze bloed. Van wie, dat maakte niet uit.
Dit alles nam Justus in zich op, totdat hij besefte waar hij precies was. En de waarheid was onverdraaglijk.Hij was in Rome. In het Circus Maximus om precies te zijn. Middenin een gladiatorengevecht. Hij wist er alles van, want zijn fascinatie voor geschiedenis hadden ervoor gezorgd dat hij zich op had gegeven voor een avondschool. Het boek dat hij daar kreeg had als titel: Bloeddorstige geschiedenis; de meest gewelddadige oorlogen en misdaden door de eeuwen heen. Hij was halverwege gestopt met de lessen, want de leraar bleek geobsedeerd te zijn door oorlogsmisdaden van de Romeinen. Justus was nog steeds ziek van het enthousiasme en van de vele details die de man gaf over de gruwelijke wreedheden die de Romeinen erop nahielden. Hij was een beelddenker.
Het volk kreeg hem in de gaten. Ze wezen op het kleine figuur, daar midden op het veld. Het geschreeuw stopte, en even was het heel stil in het amfitheater. In die stilte nam Justus zijn kansen op. Hij was alleen, hij had geen wapens en verder had hij geen ervaring met vechten. Het steentje in zijn keel was een brok lood geworden in zijn maag. Traag probeerde hij zich zo klein mogelijk te maken, en langzaam liep hij naar de rand van de zandvlakte.
Dat had hij niet moeten doen.
De beesten die speciaal waren gevangen genomen in de Romeinse provincies in Afrika en getransporteerd naar Rome voor dit soort evenementen kregen hem in de gaten. Met de precisie en geduld van een jager trok een van de leeuwen zich terug uit het gevecht, en de koning van de dieren liep geduldig naar hem toe. Het had al dagen niets te eten gekregen. Zijn maag gromde, en zo deed zijn bek.
Het dier naderde tot vlak voor hem, met nog maar drie meter tussen hen in. De koning keek in de ogen van zijn slachtoffer, en het enige wat hij zag was angst. Pure angst. Angst gaf alleen maar meer energie aan het beest. Het wist dat het ging winnen, het wist dat het over was. De jager spande al zijn spieren en sprong.Een kat in de nauw maakt rare sprongen. In dit geval een mens. Justus zag het beest door de lucht springen, terwijl de gouden manen wapperden. Als de dood je in de ogen kijkt (of tegemoet springt), lijkt de tijd een stuk langzamer te gaan. Veel mensen zeggen dat je je leven aan je voorbij ziet gaan, maar dat is vaak niet zo. Dat kan alleen als je de tijd ervoor hebt. Vaak denk je in de korte tijd die je nog hebt maar aan een ding. Het enige dat in Justus opkwam was dat het stom was om te sterven voor een groot publiek. Het sloeg nergens op. Het klopte niet. En toen nam zijn instinct het over, en hij sprong.
Het gevolg was dat de leeuw een grote hap in het zand nam, en Justus zelf belandde op de leeuw. Nog verdwaasd van de klap stond de leeuw op, met Justus op zijn rug. Een merkwaardig schouwspel begon. Terwijl Justus zich krampachtig vastgreep in de gouden manen, hapte de leeuw en probeerde hem van zijn rug af te gooien. Steeds meer mensen richtten de ogen op de gekke voorstelling van de leeuw en de jongen. De leeuw werd steeds nijdiger en zijn sprongen steeds hoger. Woedend gooide het zijn edele nek in de lucht.
Ondanks de benarde situatie kwam in Justus' hoofd een bizarre gedachte op. De jaarlijkse stierengevechten in Spanje zijn niets vergeleken met deze strijd, dacht Justus verbeten. Hij moest lachen. Zijn gelach schalde over het veld en bereikte de keizerlijke cabine. De keizer wendde zijn ogen af van de andere gevechten en keek in de richting van de leeuw en Justus. Steeds meer mensen keken naar de gekke krijger, die ineens op was komen dagen. Ze begonnen hem aan te moedigen. Terwijl Justus verbeten stand hield hoorde hij het geschreeuw van de populus* (Voor * , zie onderaan tekst voor uitleg). Het gaf hem moed en kracht om door te zetten. Dit was zijn redding.De keizer had bewondering voor de moed van de onbekende strijder, en gaf opdracht om de spelen te staken. De wachters aan de rand van het Colosseum namen de wilde dieren weer gevangen. Het was een heel gedoe om Justus en de leeuw uit elkaar te halen. Terwijl twee mannen Justus uit de lucht grepen sprongen vier Bestiarii ** op de leeuw om het in toom te houden. Justus liep vlug met de soldaten mee, het gevecht tussen de Bestiarii** en de koning van de dieren achter zich latend. Justus was nog steeds aan het bekomen van het gevecht toen er een nieuwe gedachte in hem binnenschoot. Wat waren ze met hem van plan? Angstig keek Justus naar de soldaten, die hem ruw voortduwden.
Zo kwamen ze uiteindelijk aan in een kleine ruimte, waar Justus naar binnen werd gegooid. De soldaten trokken zich terug en gingen wachtlopen voor de deur.''Qui es tu?'' (wie ben jij?)
De luidde stem deed Justus opschrikken en hij draaide zich om, in de richting vanwaar de stem vandaan kwam. In vol ornaat stond hij voor hem, met zijn gevolg van mannen achter hem. Justus staarde hem aan. Hij zag dat de onbekende man een lang en mager hoofd had, met een opvallende haakneus. De man had niet veel haren op zijn hoofd.
Een zware mannenstem deed de stilte verstoren. Justus verstond niets van het gebrabbel in Latijn, maar hij kon opmaken dat de man de keizer irriteerde. Een woord aan het begin van zijn zin deed hem verstommen. Caesar. Dit was Caesar. Dé Caesar. Onmiddellijk viel Justus op zijn knieën en hij beefde van ontzag en verwondering. Hij was de eerste persoon uit de twintigste eeuw die Julius Caesar in levende lijve ontmoette. Hij kon zijn geluk niet op. Hij was zo onder de indruk dat hij het gesprek tussen Julius Caesar en zijn compagnon miste.''Het spijt me dat ik u stoor, o Caesar, maar waarom liet u de jongen niet sterven? Het zou uw reputatie nog verder doen stijgen! Daarnaast zou het een prachtig schouwspel wezen!''
''Et tu, Brutus?'' (ook jij, Brutus?) ''Waarom moet jij ook zo bloeddorstig zijn? Ik ben een man van eer, en deze jongen heeft dapper gevochten! Venit, vidit, vicit! (hij kwam, hij zag en hij overwon!) Hij heeft dus moed betoont, en daarom hoeft hij niet te sterven. Respecteer mijn beslissingen Brutus!''
Met deze woorden draaide Caesar zich om en was voor hem de zaak afgedaan. Hij wendde zich tot de jongen en de wachters. Hij sprak enkele woorden, en wat Justus eruit op kon maken was dat hij hem succes wenste en dat hij mocht gaan. Bevend van blijdschap boog hij nogmaals diep voor de keizer, en voetje voor voetje liep hij langzaam weg, terwijl hij zo lang mogelijk keek naar Rome's bekendste overheerser. Voordat hij zich omdraaide wendde hij zich nog eenmaal tot de keizer.
''Bedankt, Julius. Ik zou nog maar wel even op Brutus letten. Voor u het weet steekt hij een mes in uw rug...''
Caesar keek hem vragend aan, maar Justus rende al weg en de grote overheerser vatte het op als woorden van respect. De overheerser zou deze bizarre ontmoeting met een vreemdeling in zeer vreemde kleding nooit vergeten.
Eenmaal buiten het amfitheater zocht Justus een rustig plekje op. Een verlaten steeg was de perfecte plaats. Het project was geslaagd, maar wel net. Bijna was hij er niet meer geweest. Hij haalde een vreemd voorwerp dat een blauwe gloed gaf uit zijn binnenzak en richtte het op zichzelf.
De hond die hem zag verdwijnen liep luid jankend weg.*populus = Latijn voor mensen
**Bestiarii = Bestiarii (enkelvoud: Bestiarius) waren in het Oude Rome mensen die deelnamen aan een Venatio. Deze personen vochten in onder andere het Colosseum tegen wilde dieren, waaronder tijgers, leeuwen, olifanten, nijlpaarden en panters. Ook wordt het begrip gebruikt voor mensen die gedwongen geofferd werden aan deze wilde dierenHet tweede hoofdstuk! Yeaah! Vinden jullie het leuk? Laat het weten in de comments! :)
JE LEEST
Ook Doden Hebben Problemen (Dutch)
Science FictionHet is niet meer zoals het was. Het was gebruikt, maar de handen deden geen goeds. Het was aangepast, maar de voeten verschopten het. Het was misbruikt, zoals de ogen het wilden zien. Het had nooit zo mogen zijn... Ga mee op de reis van Justus, waa...