Alles is wit. Meer zie ik niet, alleen maar wit alles is zo vredig, maar wel zo stil. Zo rustgevend, maar ook angstaanjagend. Zo prettig, maar ook heel erg eng. Was het al die tijd maar zo, want wat ik hiervoor heb gezien maakt me nu nogsteeds bang. Het wit begint donkerder te worden, langzaam maar zeker verandert alles naar grijs. Beetje bij beetje is al het wit niet wit meer, maar grijs. Het stopt niet bij grijs nee, alles wordt zwart. Donker, kil, overheersend zwart.
Tik, tak, tik, tak, tik, tak, tik, tak.
Het zwart is niet meer alleen zwart maar geluiden komen zich ermee bemoeien.
Tik, tak, tik, tak, tik, tak, tik, tak.
Mijn lichaam begint lichtjes te bewegen, zachtjes, gaat mijn ribbenkast op en neer, op en neer, op en neer, zo als maar door. Het lijkt onmogelijk, maar ik voel mijn bloed weer stromen. Ik weet het zeker, ik voel het stromen, maar het kan niet, het is onmogelijk. Is dit wat er met je gebeurt wanneer je dood bent? Gaat het dan lijken alsof je plots weer leeft? Ga je hallucinaties krijgen over het leven? Mijn bloed kan namelijk niet meer stromen, mij hart heeft het begeven, toch?
Mijn ribbenkast stopt weer, ik lig weer stil. Alles is weer "normaal". Maar toch, ik heb het niet meer zo koud als de afgelopen dagen, zou het dan toch echt zo zijn? Zou het dan toch echt zo zijn dat er nog een klein beetje, al is het maar een druppeltje, warm, vers, gezond bloed door mij heen stroomt?
Mijn ribbenkast begint weer te bewegen, maar de bewegingen zijn sneller dan voorheen, ik voel mijn mond openvallen, ik voel lucht langs mijn mond in en uit mijn lichaam gaan. Het kan niet meer anders, ik leef, ik moet leven. Als je niet leeft kan je niet ademen, als je niet leeft kan je het niet warm krijgen, als je niet leeft dan kan je je mond niet openen. Maar deed ik dit allemaal wel, was het wel echt zo? Is het niet nogsteeds mijn verbeelding? Wat als ik nu veelste blij wordt over iets wat helemaal niet zo is? Mijn ribbenkast is rustiger gaan bewegen maar nogsteeds niet gestopt. Als ik leef, dan moet ik mijn ogen kunnen openen, dan moet ik mijn handen en voeten ook kunnen bewegen.
Ik probeer me te concentreren op mijn ogen, maar nogsteeds is alles zwart. Ik focus me op mijn linkeroog, hoe deed ik dit altijd? Het was zo gewoon even je ogen openen, ik deed het meerdere keren per dag, zonder moeite en nu, na een paar dagen gaat het plots niet meer.
Mijn ogen vallen weer dicht.
Mijn ogen, ze vielen dicht..., ze waren dus al open, want als ze al open waren, kan ik ze natuurlijk niet weer openen. Snel probeer ik het weer opnieuw, dit keer krijg ik ze langzaam maar zeker wel open. Ik knipper een paar keer, ze doen pijn van het lange openhouden.
Ik kan niet meer dood zijn, dode mensen openen geen ogen, dode mensen voelen geen pijn. Maar als ik niet meer dood ben, waar ben ik dan wel? Want nogsteeds is alles zwart.
Urenlang lig ik al naar boven te staren, mezelf af te vragen waar ik terecht ben gekomen, wanneer het lichter begint te worden. Maar niet op de manier dat het terug grijs word, maar het word een beetje beige, ik herken deze plaats, dit is mijn eigen huis, ik ben hier opgegroeid, zestien jaar lang heb ik hier geleefd, gespeeld en geslapen, ik ben meerdere keren gevallen maar altijd stond ik terug op en nu weer. Ik probeer mijn hoofd te draaien om naar mezelf te kijken, maar mijn lichaam is bedenkt met een laken. Mijn handen zijn hetvolgende dat ik wil bewegen, ik moet meer bewijs hebben voor mijzelf dat ik toch echt weer leef. Ik til mijn hand langzaam op en probeer hem onder het laken uit te krijgen, vol verbasing van mezelf kijk ik naar mijn hand. Het is me gelukt, maar is dit mijn hand? Hij is zó ontzettend dun, hij ziet helemaal wit en voelt heel erg koud. Een rilling gaat door mijn lichaam wanneer ik me besef dat het hout, niet ver van mijn lichaam vandaan, de binnenkant van een doodskist is, mijn doodskist. Ik probeer met mijn hand tegen het hout aan te slaan, ik hoor een zacht en dof geluid, dat is niet hard genoeg, het moet harder! Ik probeer het nog eens, baf deze is al iets beter gelukt. Ik probeer het nog een aantal keer tot dat het me best goed lukt en je steeds best wel duidelijke geluiden hoort. Ik probeer dit zo nog een tijdje vol te houden.Boem, boem, boem, boem, boem.
Uitgeput laat ik mijn hand weer zakken. Ik krijg een opgelucht gevoel wanneer ik zie dat er nog een lichtbron is, deze komt niet door de ramen maar van boven, er is dus zeker iemand wakker. Ik neem een grote hap lucht en sla nog een paar keer tegen de binnekant aan.
Er komen stemmen van boven maar ik kan ze niet verstaan. Het licht van een zoekende zaklamp lijkt over de trap heen te gaan en ik hoor voetstappen, er komt iemand naar beneden. Een vaag figuur staat voor het raampje van de haldeur, en speurt met zijn zaklamp de kamer af.
'Ik zie helemaal niks hoor.' Schreeuwt zijn stem naar boven toe.
'Ga nou maar gewoon naar binnen, bangerik, wij hoorden het allebei, er moet ergens iets zitten!' Roept een vrouwenstem terug.
'Oke, oke, ik ga al' mompeld de man nog in zichzelf en hij opent de deur. Hij gaat weer met de zaklamp schijnen, heel de kamer rond. Hij stopt wanneer het licht op mij gericht staat. Hij knipt het uit en kijkt mij met wijd opengesperde ogen aan. Wanneer ik een paar keer knipper, nog van het felle licht van een paar seconden geleden, valt zijn mond open en schreeuwend sprint hij de trap op.'ZE LEEFT! ZE LEEFT! MARJON KOM GAUW KIJKEN, ONZE DOCHTER LEEFT!'
'Ach joh, gek, dat kan helemaal niet! Je gaat dingen zien die er niet zijn' zegt de vrouw geërgerd.
'NEE, serieus, ik meen het! Ze leeft echt! Kom alsjeblieft gewoon even kijken?'
De vrouw zegt iets wat voor mij onverstaanbaar is en meerdere voetstappen klinken op de trap. Wanneer ook de vrouw mij aankijkt begint ze te huilen.'ohh mijn god, Anrnold je had ge... ge... gelijk! Ze lee...' Haar zin maakt ze niet meer af, in plaats daarvan gaat ze gehaast rond zich kijken
'DE TELEFOON! DE TELEFOON! We moeten 112 nu meteen bellen, voordat het weer te laat is!'
Een paar seconden later ziet ze haar zwarte mobiel op de tafel liggen en zo snel als ze kan voert ze het nummer in.'Ja hallo, hier met Mevrouw Verelst, mijn, mijn, mijn dochter, ze leeft!'
(...)
'Ja voor u mag dat misschien logisch klinken, maar mijn dochter ligt letterlijk al in haar doodskist, morgen zou de begrafenis plaatsvinden, maar ze blijkt helemaal niet dood te zijn!'
(...)
'Het maakt me niet uit dat het half zes is en nee ik ben niet gek, of zat, ik meen het ze leeft echt weer. Er moet hier zo snel mogelijk een ambulance zijn, ze moet naar het ziekenhuis!'
(...)
'Waarom wilt u geen ambulance sturen? Ik smeek het u, dit is echt een noodgeval!'
(...)
'Het adres is Spui 65, 2511 BL, Den Haag, alvast heel erg bedankt.'------------
Heyy! Wat vinden jullie er tot nu toe van? En bij welke GERNE moet ik hem zetten? Ik twijfel namelijk heel erg! Fantasy? Fictie? Thriller?
Sorry als er fouten in staan of als er iets onduidelijk is, ik hoor het dan graag!
Veel leesplezier!
X J
JE LEEST
Vroege Morgen
Mystery / ThrillerÉén keer ontsnappen van de dood is al heel wat. Maar wat als je dan de dood in levende lijven ontmoet. Gaat het Sara lukken om voor een tweede keer te ontsnappen?