II

14 4 0
                                    

En toen ze snikkend in het raam kozijn zat omdat hij haar had opgegeven wilde ik zeggen dat ik haar nooit zal opgeven maar ze zal me niet geloven, dat heeft ze nooit gedaan. Ze geloofde me ook niet toen ik zei dat hij meisjes voor haar niet liet vallen maar op de grond gooide en liet breken zoals glas breekt wanneer je het laat vallen. Zo gebroken was zij ook. Haar tranen rolde uit haar ogen net zoals water uit een gebroken vaas. Het is donker, ook al heeft het ligt bij haar nooit aangestaan. Ze heeft het allerlaatste kaarsje uitgeblazen waardoor ik alleen haar stem nog herken en het uiteinden van haar sigaret zie oplichten. Ze zegt dat we weg zijn, nu helemaal. Ik zeg dat we er nooit zijn geweest. Dat is tenminste wat ik wil geloven. Zij weet wel beter

Dit Gaat Over HaarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu