-Proloog-

54 3 3
                                    

Een pijnscheut sneerde door mijn lichaam.  Mijn ademhaling werd snel en onregelmatig.  Alles dat ik voor ogen had, verdween in de duisternis.  Een bons was het laatste dat ik hoorde, voor ik een zwart gat in werd gezogen.

Ik belandde in een koepelvormige kerk.  Ik keek met open mond rond me heen, geen idee of ik naar iets op zoek was of niet.  Opeens werd mijn oog getrokken door vier silhouetten, verborgen in de overhellende schaduw van een reusachtige orgel.  Ik voelde vier paar ogen in mijn hoofd priemen.  Een zenuwachtige tinteling racete door mijn zenuwen.  Mijn haren gingen overeind staan.   'Wie ben jij?', werd er geroepen.  Ik schrok op, van de stem én van het feit dat ik blijkbaar aan het staren was.

Ik twijfelde voor ik antwoordde.  'K-Kyle.'

Een andere schim ging er verder op in, maar vele malen rustiger dan de eerste.  'Aangenaam, Kyle, ik ben Trevet.'  Een van de vier wandelde naar voren, waardoor ik zijn gezicht en zijn mosgroene haren kon zien.  'Dit zijn mijn vrienden, Cinaed,', een jongen met vuurrood haar ging naast hem staan.  Hij keek nors in mijn ogen.  'Glais,', opnieuw een jongen, dit keer met azuurblauw haar, met cyaanblauwe highlights. 'en Calum.'  Als laatste kwam er een jongen met spierwit haar tevoorschijn.  Trevet kwam naar me toe en gebood me op een van de banken te gaan zitten.  Ik twijfelde.

'Vrees niets, jongen met de naam Kyle.  Van ons heb je niets te vrezen.', probeerde Glais me gerust te stelen.  Het werkte niet echt, maar ik ging toch zitten.

'Waar ben ik?', vroeg ik.  Ik zag dat Trevet zijn mond opengetrokken had, maar ik kon het niet laten om het toch te vragen.  Trevet glimlachte.

'Dat wou ik juist zeggen, Kyle, heb gewoon wat geduld.', grinnikte hij.  'Maar je bent in je Innerlijke Huis.'  Pardon?

'Excuseer, maar volgens mij heb ik u verkeerd verstaan.  Zei u nu "Innerlijke Huis"?'

'Je bent niet doof, Kyle!', blafte Cinaed.  Ik schrok.

'Kalm aan, Cinaed.  Hij weet niet wat hem te wachten staat.  Gun hem wat tijd.'  Calum kijkt hem verwijtend aan, als hij zich tot mij richt.  'Onze zielen zijn van onze lichamen gescheiden.  Wij hebben een ander lichaam moeten zoeken, maar jouw lichaam was het enige dat aan alle eisen voldeed.'

'Welke eisen?'

'De eisen van de Gave.', antwoorde Cinaed chagrijnig.  Hij was kennelijk op zijn tenen getrapt.

'De Gave is - vanzelfsprekend - een gift.  Je kunt er dingen mee doen die een normale mens niet kan.  Wij zijn bewakers van deze gave en hadden opdracht hem te beschermen.  Of toch een deel ervan.'

Mijn mond viel open van verbazing, toen ik alles vernam...

Long Lost SecretsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu