5 - Hij

72 16 29
                                    

Walking by Myself - Gary Moore

De moord op Henry Pile, vier weken geleden, was inmiddels al lang en breed uit het nieuws en had plaatsgemaakt voor de standaard onzin: de natste 4 oktober in tien jaar, de dood van een acteur die ik niet kende, dat soort dingen. Toch bleef de moord me bezighouden, vooral omdat de dader nog steeds niet gevonden was. Ik bleef me maar afvragen wie het was. Maar ook de vraag of er nog een moord zou komen, bleef rondspoken in mijn hoofd. Ik kon niet ontkennen dat ik angst voelde.
Pas op de gure zaterdagmiddag, toen ik naar het politiebureau in de dure wijk Wandsworth liep, werd ik een beetje gerustgesteld. Ondanks de kou treuzelde ik even voordat ik de grote, zware deur open duwde, zodat ik het nummer dat uit mijn koptelefoon kwam, Walking By Myself, van Gary Moore, af kon luisteren. Achter de balie zat Mister Howard, een brede man, met een reusachtige grijze snor. Ik mocht hem graag, ik wist dat hij – net als ik – erg van muziek hield. Er stond een oude platenspeler op zijn bureau, waar altijd wel een goede plaat op lag. Vandaag schalde er een krakerig bluesnummer uit de twee kleine speakertjes op de balie.

In al die jaren dat ik hier kwam, had er maar één keer iemand anders dan Mister Howard gezeten. Dat kon ik me nog heel goed herinneren: ik was een jaar of negen en in plaats van de altijd vrolijke en vriendelijke Mister Howard, zat er een streng uitziende vrouw. Ik durfde toen niet langs haar en heb bijna twee uur in het wachtkamertje gezeten, tot mijn vader naar beneden kwam. Later hoorde ik dat de vrouw van Mister Howard was overleden.

'Ah, Noah. Hoe gaat het met je?'

'Prima, dank u wel. Gaat het met u ook goed?'

'Och, ja. Het is druk, sinds die moord. We hebben inmiddels vijf verdachte individuen verhoord, maar van allemaal weten we eigenlijk vrij zeker dat ze het niet zijn... zo weinig bewijzen...'

Ik onderdrukte de neiging te vragen wie verhoord was, praatte nog even met Mister Howard en nam even later de lift naar de tweede verdieping. Er klonk een piepje en enkele seconden later gingen de deuren van de lift open. Ik deed de deur naar het recherchebureau open en de grote ruimte, vol met bureaus, lachte me vertrouwd toe.

Dit was één van mijn favoriete plekken in Londen: het was heerlijk warm en het rook er naar koffie, nieuw papier en de oververhitte computers, die op elk bureau stonden. Ik wist dat ze verschrikkelijk duur waren, daarom hadden we er thuis ook geen. Het was niet dat we arm waren, maar mijn ouders deden liever andere dingen met het geld.

Verscheidene collega's van mijn vader groetten me, toen ik langs ze liep. Mijn vaders bureau was helemaal achterin, bij het raam. Hij draaide een kwartslag op zijn draaistoel, zodat hij me aan kon kijken, en zette zijn leesbril af. De ogen die me aankeken waren zo donker dat je de pupil bijna niet meer zag, en elke keer als hij me aankeek voelde ik me net iets kleiner dan normaal.

De papieren zak scones omhooghoudend, zei ik: 'Ma heeft deze gemaakt en vroeg of ik er een paar naar jou wilde brengen.'

'Heerlijk, ik zal Dave vragen of hij thee wil zetten.'

Net toen ik me afvroeg wie die Dave was, kwam er lange jongeman aanlopen. Ik schatte hem zo rond de twintig, misschien iets ouder. Hij had een smal gezicht met een uitdrukking die ik niet goed kon plaatsen: aan de ene kant ijverig en nieuwsgierig, maar ook een beetje hooghartig. Al met al waren het vooral zijn ogen die zijn betrouwbaarheid in twijfel trokken. Ze waren fel, barnsteenkleurig en leken bijna licht te geven.

Met een vriendelijkere stem dan ik had verwacht, zei hij tegen mijn vader: 'Ik heb een kopie van de rapportage betreft het incident in Kensington van gisteren, sir.'

'Ah, Dave. Bedankt. Zou je misschien thee willen zetten, voor mij en mijn zoon, Noah?'

'Natuurlijk, sir. Aangenaam kennis te maken, Noah. Ik ben Dave. Dave Moore.'

NOA-HWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu