11 - Zij

60 13 7
                                    

Manic Monday - The Bangles

De seconde dat Noah de deur achter zich dichtsloeg, begon het bombardement van Estafina's vragen. Ik maakte me er van af met een vlug 'ik ben moe, vertel alles morgen wel' en vluchtte naar mijn kamer, waar ik neerplofte op mijn bed en barstte in huilen uit. Vanaf het moment dat Rose het ziekenhuis in werd gereden, had ik niet gehuild, maar nu leek alles ineens twee keer zo hard aan te komen en was ik niet te bedwingen.

Ik drukte mijn hoofd in mijn kussen om mijn gehuil te smoren, zodat Estafina me niet zou horen. Ze zou alleen maar ongerust worden, en ik had even geen behoefte aan haar bezorgde vragen. Ik wilde niemand zien, Noah niet, Estafina niet, mijn ouders niet. Ik wilde dat Rose beter was en dat er niets gebeurd was.

~

Een uur later waren mijn tranen opgedroogd en zagen mijn ogen er weer enigszins normaal uit. Ik had muziek aangezet om mezelf af te leiden van het briefje en wat erachter zou kunnen zitten, maar het bleef door mijn hoofd spoken.

De afzender wist overduidelijk veel over Rose. Hij wist dat ze haar haar blondeerde – niemand wist dat, behalve onze ouders en ik. Volgens mij wist zelfs Dave het niet, en dat zei wat. De moordenaar – of bijna moordenaar – moest ons dus wel bespied hebben. Misschien had hij wel achter een boom in de tuin gestaan, kijkend naar hoe ik Rose hielp met haar haren. Een koude rilling liep over mijn rug. Wie zou zoiets doen? Wie zou een onschuldig meisje willen vermoorden?

Nogmaals speelde ik de tekst van het briefje in mijn hoofd af.

Het bloed vloeide van haar met de donkerste haren
Op Chester Road stond zij voor zich uit te staren.
Kijk naar de klok om de plek te verklaren,
Maar pas op, want tellen is niet zonder gevaren.

Kijk naar de klok om de plek te verklaren... Ik fronste mijn wenkbrauwen. Sinds wanneer kon je op een klok plaatsen zien?

Ik draaide me om en staarde naar mijn witte klok, die boven mijn bureau hing. Voor zover ik kon zien, stond er op de klok geen kaart.

Plotseling viel het kwartje. Kaart!

Ik rende naar beneden, grabbelde in de la naar de kaart die ik had gebruikt om Rose te vinden en al rennend vouwde ik de kaart uit. Boven trok ik haastig mijn klok van de wand, waarbij ik hem bijna liet vallen, en spreidde de kaart uit boven op de klok. Het was even zoeken voor ik de plaats had gevonden waar ik Rose bijna was vermoord, maar toen had ik hem. Ik vouwde de kaart dubbel, zodat de klok zichtbaar werd.

Wat moest ik nu doen? Ik keek naar de klok en naar de kaart, waar ik met mijn vinger de plek aangaf. Er ging nog geen lampje branden, hier schoot ik niks mee op.

Ik legde de klok bovenop de kaart, maar nog steeds kreeg ik geen geniale ingeving. En hoe ik het ook wendde, keerde of vouwde, ik vond niets. De kaart bleef de kaart en de klok bleef de klok. Geen aanwijzingen. Niks.

Ik zuchtte geërgerd en vouwde de kaart weer op. Ik was niets verder gekomen. Toch bleef ik ervan overtuigd dat we dit niet naar de politie moesten brengen. De politie wist net zomin wat het versje betekende als Noah en ik dat deden. Bovendien, als de moordenaar echt toekeek, zou hij niet nog een versje sturen als ik het naar de politie bracht. Nee, dit was bedoeld voor mij, en misschien ook voor Noah. Wij moesten dit uitzoeken en niemand anders. Ik moest Rose' moordenaar vinden en hem laten boeten voor wat hij had gedaan.

~

Die maandag op school was ik er niet met mijn hoofd bij. Gelukkig vroegen de docenten me niets, wat heel goed in verband zou kunnen staan met het feit dat Rose nog steeds in het ziekenhuis lag. Ze keken me allemaal met een vreemde mengeling van medelijden en angst aan. Ik was zielig, maar alleen zolang ik niet te dichtbij kwam. De enige die zich normaal gedroeg, was Miss Fox, mijn lerares scheikunde. Hoewel ze me ook de beurt niet gaf tijdens een vragenrondje, keek ze me ook niet aan alsof ik een gewond paard was.

NOA-HWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu