*Na een tijdje lopen*
Hij herinnerde zich nu ook wat de chauffeur van de autobus hem gezegd had, en hij begon zich langzaam te verwensen, omdat hij zijn verstand niet gebruikt had. Waarom had hij ook de bus niet genomen? Hij zou de weken die volgden immers tijd te veel over hebben om rond te lopen. En zijn beste schoenen, en zijn goede broek, en zijn nieuwe overjas... Hij was een idioot!
Hij ploeterde woedend verder, en opeens hoorde hij rinkelende bellen en de hoefslag van een dravend paard achter zich, en in zijn haast om zich uit de voeten te maken verloor hij plotseling zijn evenwicht, zijn ene been schoot de lucht in, de arm met de koffer volgde, en het volgende ogenblik zat hij met een knak in het harde spoor van de bus. Het was of zijn ruggengraat ineenschoof, de wereld draaide als een wielende chaos om hem heen, en dan ineens zat hij midden in een warme mist, en toen hij opkeek, zag hij een paardekop boven zich en de mist kwam uit de neusgaten. En dan kwam een meisje toegelopen dat ijverig vroeg: 'Ben je gevallen?'
Pierre keek haar aan, en zag dat zij met moeite haar lach kon inhouden. 'Nee', zei hij boos. 'Ik ben gaan zitten om wat uit te rusten.' 'O, het spijt me zo', zei het meisje. 'Als het mijn schuld is...' Pierre hoorde aan haar toon dat ze daar niet zo zeker van scheen. En dan zag hij dat het paard aan zijn oren kwam snuffelen. Hij duwde de kop terug omhoog en stond moeizaam op.
'Ben je de hele weg van beneden gekomen met die kleren aan?' vroeg het meisje verwonderd.
'Ja', zei Pierre knorrig. 'Is daar iets verkeerds aan?'
'Waarom heb je de bus niet genomen?'
Iedereen scheen te weten dat je de bus moest nemen om de berg op te gaan.
'Ik heb ze gemist', loog hij koppig.
'Waarom heb je dan geen slede gehuurd? Ze staan vlak naast het station.'
'Er waren er geen meer', zei hij. 'Ze waren allemaal verhuurd.'
Het meisje keek hem met een benieuwde glimlach aan. Pierre zag dat ze hem niet
geloofde, en dat ze zich afvroeg waarom hij het in zijn hoofd gehaald had om te voet de berg op te lopen. Hij greep woest naar zijn koffer, die de vorm had aangenomen van een onregelmatig parallellogram.
'Wil je niet in mijn slee meerijden?' vroeg het meisje. 'Er is plaats genoeg.' 'Nee', knorde Pierre, terwijl hij de koffer tegen zijn buik rechtduwde en doorliep. Maar hij keerde zich achterdochtig weer om en vroeg:
'Is het nog ver naar het Thompson-instituut?'
'Een kilometer of acht.'
Pierre keek haar verbaasd aan, kwam terug, en vroeg:
'Acht? Acht kilometer? Nu nog acht kilometer?'
'Ja.'
'Hoe loopt die weg dan?'
'Rond het dal', zei het meisje. 'Het Instituut ligt aan de andere kant.'
JE LEEST
Veel geluk, professor!
RomancePièrre, een jonge docent aan de universiteit, krijgt de opdracht een vakantiecursus literatuurgeschiedenis te geven in een wintersportoord. Pièrre ziet een paar extra weekjes “vakantie” wel zitten en op de koop toe wordt hij in een weddenschap betro...