Wacht Op Mij

36 6 5
                                    

Het einde van de hoop voelde ze al vlug naderen zodra ze de menigte om zich heen opmerkte. De boeren met hun hooivorken in de lucht al juichende voor haar moordenaar en haar vlug te komen dood zelve. Hun vreugde vormde haar lijden, terwijl zij dansten om de houtstapel waar zij was aan vastgemaakt, voelde ze de touwen in haar polsen snijden, brandend door haar getekende huid. Haar gebroken hart haakte af, hoewel haar ogen vastgemaakt waren om enkel naar hem te kijken. Zijn emotieloze gelaatscontouren die haar met wreedheid hadden behandeld en toch met alle tederheid zich in haar boezem hadden genesteld, diep binnenin haar borstkas. De gouden ogen waar ze eens op viel keken naar haar toe vanop veilige afstand met een blik die door haar heen bleek te kijken. De stemmen van de omringde bewoners drong tot haar binnen, suisden in haar oren met alle nijdigheid die te vinden viel in de veel te vrolijke atmosfeer. Het scheurde haar in miljoenen stukjes en hoewel ze het hoopte, niemand zou de moeite doen haar weer in elkaar te steken met de magie des hoop. Ze stond er alleen voor in een situatie waar voor haar geen ontkomen aan was, men zou haar doen brandden in de hel waar ze niet thuishoorde.

De vlammen van het komende vuur streelden zijn gelaat als hij haar zilveren haren bestudeerde in de ochtendgloren. Het dorpsplein had zich veranderd tot een executieplaats voor haar voorbestemd, tot zijn groot ongenoegen. Het schuldgevoel knaagde binnenin zijn ziel, haar draden van liefdadigheid hadden hem om haar vinger gewonden. Bespeelden hem als een gevangen marionet zonder genade zodat hij de tintelende sensatie binnenin zichzelf niet kon verklaren. Haar tovenarij bleek gewerkt te hebben op hem met een enkele oogwenk nog voor hij haar schoonheid gestopt kon hebben. Het deed zijn bonkende hart een moment van ritmische stilte met zich meebrengen, ontnam hem zijn bibberende adem. De naam die hij nooit had gehoord weerklonk in zijn geest gevolgd door een melodische echo. Haar bestaan volgde hem tot in zijn schaduwen waar geen enkel wezen ooit een voet had durven zetten, maar zij was de eerste die de daad ondernam. Haar kersrode lippen dansten op en neer met de golven van de zee om zo het pracht en praal te delen met de wereld, haar betoverende stem.

Diep binnenin zichzelf wist ze dat hij met haar inzat, het was een intuïtie die door haar aderen werd gepompt. De adrenaline dat het haar bezorgde bracht haar een hellevuur aan moed om in haar stoute schoenen te staan, hoewel de angst haar te groot was. Dood zelve deed haar niks, ze wist dat het komen zou en had zich daarop voorbereid. Maar de angst om zo te verdwijnen in assen zonder dat enig mens of enig dier haar zou missen bracht haar knikkende knieën. Het leven was voor haar altijd een aanslepende gebeurtenis geweest van diverse dagen in eenzaamheid zonder dat iemand anders haar naam eens uitsprak. De stilte zou fluisteren voorbij haar houten hutje afgelegen in het woud, maar het bevatte geen klankkleur zoals elk ander stemgeluid. Ze voelde haar traanbuisjes vullen met het zoute water van in haar lichaam tot een kleine traan aan haar ontsnapte. Het leven was haar te kort, er waren zoveel dingen die ze nog wou doen. Iemand ontmoeten die haar mocht voor wie ze was, vrij zijn van de duisternis die in haar aura heerste en zich kunnen afzetten van de beschuldiging 'heks'. Ze wou niet sterven, maar zijn ogen zeiden dat het oké was.

Wat te doen was een vraag die hij zichzelf bleef stellen iedere seconde die hij haar aan de houten paal vastgebonden zag. Het bracht hem onheil, een drang naar de pure ontbrekende rechtvaardigheid die in haar zaak miste. Heilig zou de koning zijn mocht hij haar leven redden, haar kostbaarste bezit. Maar heilig was men niet, geen koning noch adel noch boer kwam haar edele onschuldigheid redden. Het wekte twijfel bij hem op, een veronderstelling of hij niet heilig zou kunnen zijn. Veranderen in haar engel des vrijheid zou een grote titel voor hem vormen, maar dat kon men niet van hem vragen. Hij was zelf maar een arme zwerfjongen die de kost maakte door de handen vuil te maken voor een ander. Ze zou hem niet willen hebben in het bestaande universum, zijn handen zouden haar ongestemd stellen. Een zucht ijskoude lucht ontsnapte van tussen zijn gescheurde lippen tot hoog in hemel waar een ongekende engel hem toefluisterde zijn hart te volgen tot waar hij niet reiken kon.

Haar ogen merkten de brandende phoenix op die door het volk van achteren naar voren werd gedragen, tot het zijn lijkbleke handen bereikte. Hoog gehouden op een houten stok staarde hij naar het vlammende rood dat zo meteen hel op Aarde zou brengen. Maar zij kon zien dat hij zichzelf tegensprak als hij onder groot applaus het vuur naar voren bracht. De afschuw droop van zijn smalle wangen af, naar bene tot het onzichtbaar op de grond droop in besluiteloosheid. Ze wou hem toespreken, vertellen dat dit was wat hem te doen stond en hij geen schuld moest kennen. Het einde van het zwaard mocht geen schaamte kennen in haar ogen, dit beschermde dorp kende toch geen rottende dood dat hagel van eerbied bracht aan hun machtige heerser. Lichamen hingen uit in de buitenlucht om bewonderd te worden en of zij het wou of niet, ze hoorde erbij. Hij mocht zijn werk niet minimaliseren noch zijn toekomst weggooien voor haar, hoe hard ze ook wilde dat hij haar prins op het witte paard zou vormen. Ze mocht hem het geschonken leven niet afnemen, hoewel haar hart daardoor doodging aan verlangen naar het zijne.

Het zicht voor zijn ogen werd zwarter naarmate de afstand tussen hemzelf en haar verkleinde. Hij voelde hoe haar doffe irissen op hem rustten, wachtende op haar geplande executie. De gedachte aan het gebeuren deed zijn lichaam rillen, hij wou haar schijnende licht niet kwijt. Ook al kende hij haar dichtbebouwde verleden niet meteen, haar actuele aanwezigheid bracht hem meer vreugde dan een vrouw ooit had gedaan. Een zucht ontglipte hem vol vrees voor haar verlies, maar haar troostende blik deed hem zijn rug strekken en het gejuich toenemen. Het onmerkbare glimlachje op haar gelaat vertelde hem dat ze wou dat hij sterk was, om haar trots te maken. Ze vertelde hem wat al de anderen wouden, ze smeekte niet noch bidde voor hem om haar daar weg te halen. Ze droeg hem op om haar om te brengen, naar een andere wereld waar hij haar mogelijk niet meer zou zien. En hoe zeer hij het ook haatte dat ze dat deed, hoe hard hij zichzelf ervoor bespotte, hij kon zijne majesteit niet weigeren.

Zijn voetstappen stopten juist voor haar lokken die voor haar gezicht bengelden. Hij droeg hetzelfde masker zoals zij, neutraal vol emotie achter de ogen. De brandende phoenix hield hij hoog de lucht in, voor heel de wereld om het te zien. Hij zou haar in lichterlaaie zetten, precies wat ze van hem verwachtte. Hij betekende enorm veel voor haar, ook al mocht dat mogelijk niet wederzijds zijn. Zijn leed was het hare, zijn tranen waren de hare. Maar of men het wou of niet, een lot kon niet worden ontvlucht in haar opinie, het universum was heerser boven allen. Hij was haar koning van het vervallen koninkrijk, ze kon hem niet in de weg staan op zijn weg naar vrede en onschuld. Als vrouw was ze nog steeds onderdanig aan hem, de enige naar wie ze effectief zou luisteren mocht hij tegen haar spreken. Hij was haar hoop en bron van overleving, haar moed en zorgvuldigheid. Zijn dapperheid scheen van hem af, de kilte in zijn aura vormde voor haar een kalmerende sfeer. Nu hij zo dichtbij stond kon ze zijn warme adem voelen op haar breekbare huidcellen. Haar engel des hoop zelve stond voor haar, en zelfs toen hij het rode in contact met haar stapel liet komen, hield ze nog evenveel van hem.

Hij keek haar aan terwijl een traan van zijn kaak rolde vol betekenis voor het verlies dat hij aan het maken was. De ruimte om hem heen begon te tollen, enkel zij twee bleven staan op deze planeet. Het applaus op de achtergrond verdween, het geschreeuw en de hooivorken werden onherkenbaar. Zijn klappende tanden lieten zijn snikken zachtjes los zodat enkel zij hem kon horen. Hij wou haar niet kwijt, niet nu en niet dan. Hij rechte zijn rug voor een tweede keer en keek haar recht in haar angst-volle ogen. Ze knikte zachtjes, duidelijk makend dat ze hem vergaf en dat ze trots was op zijn daad. Maar het bracht geen kalmering binnenin zijn ziel, het voelde verkeerd aan. Zijn hart vertelde hem dat er wat ontbrak in de gebeurtenis, alsof zij alleen op de brandstapel die hij niet mocht, onvolledig was. Zijn ziel brandde met de frustratie om haar daar zo te laten en bracht hem in actie. De trillende handen grepen naar haar schouders en voet per voet ging hij vlak bij haar staan, op de brandende phoenix.

Haar ogen werden groot van verbazing bij het zien van zijn onverwachtse daad, maar hij trok zijn schouders op alsof hij haar het zwijgen wou opleggen. Het verdriet was verdwenen, had plaats gemaakt voor een vreugdevolle glimlach. Het deed haar hart nog sneller slaan bij het voelen van zijn hete adem op haar gelaat, het zien van zijn gevallen masker. "Je hebt me nooit je naam verteld, mijne koningin." Zijn klankkleur was deels gebroken, deels angstig en deels romantisch gevuld, wat haar een warm gevoel gaf binnenin. Ze glimlachte bij zijn bescheidenheid en liet haar ogen zachtjes vallen op zijn voeten. "Je kunt me Liefde noemen." "Wel dan, mijn geliefde, noem mij maar Hoop." Ze hoorde zijn tedere stem voorzichtig spreken en giechelde zachtjes vooraleer de phoenix zijn aanwezigheid had opgemerkt.

Wacht Op MijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu