Vanuit VIta's ogen, 1 dag na het ongeluk:
Doods zat ik voor me uit te staren. Ik staarde, niet eens wetend waar ik naar keek. Ik lette nauwkeurig op mijn ademhaling, wat moest ik anders doen? 'Vita!' ik schrok toen ik mijn moeders beeld voor me zag. 'Wat?' antwoordde ik haar kortaf. Mijn moeder zuchtte en ik zag dat het haar pijn deed dat ik zo tegen haar deed. Niet dat ik haar die pijn gunde, maar ik kon niet met mijn gevoelens omgaan, ik kan er niet mee leven dat ze dood zijn, ik kan het niet. Als ik zal weten wie ze doodgereden heeft, ik vermoord hem. Woede borrelde in me op, wat werd gesust door mijn -alweer pratende moeder. 'Vita, wil je weten hoe het ongeluk is gebeurd?' Ik keek haar schichtig aan. Ik zou willen zeggen: Ja. Hoe heeft het kunnen gebeuren? Maar ik krijg het er niet uit. Woorden blijven steken in mijn keel, alsof er een ontplofte aardappel inzit. 'Ik denk dat het goed is om hem onder ogen te zien'. Ik kuchte, ik dacht na, net op het moment dat mijn moeder me mee wilde trekken, kreeg ik het eruit: 'Nee', zei ik resoluut. 'Vita..' begon mijn moeder weer. 'WAT VITA. HOU OP MET JE VITA, VITA, VITA. IK KAN HEM NIET ONDER OGEN ZIEN MAM, BEGRIJP DAT DAN', schreeuwde ik waarna ik naar boven rende en mijn kamerdeur dichtgooide. Na een hoop gehuil, (maakte niet uit, ik had toch geen make-up op, alsof ik daar überhaupt behoefte aan had) hoorde ik mijn kamerdeur weer opengaan. 'Ga weg' zei mijn gedempte stem door mijn kussen waar ik op lag. In plaats van dat degene wegging, of tegen me begon te praatte, tilde de persoon me op, zwaaide me over zijn schouder en liep naar beneden alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Inmiddels wist ik wie het was -mijn broer- en begon ik op zijn rug te timmeren. 'Levi laat me verdomme los!' (zo heette mijn broer). 'Nee. Je gaat mee, dat zal je goed doen'. Hij deed mijn uggs aan, pakte mijn jas van de kapstok en trok me mee mijn moeders auto waar ze al in zat. 'Jas aan en mond houden, je gaat gewoon mee', zei mijn broer, terwijl ik wist dat hij grijnsde. Alsof er reden was om te grijnzen, asshole.
Daar zat ik dan. De wachtkamer. Straks kom ik oog en oog te staan met degene die ze heeft doodgereden. Leuk, zo'n familie die je dwingt. Die gozer is nog vrijgesproken ook. "Het was een ongeluk". So what, ze zijn dood. En sowieso, die freaking' rechter had er wel wat langer over kunnen nadenken dan een paar uur. 'Vita Mcliffer'. Ik keek nors op waar ik een man zag staan in een wit ziekenhuis pak. Ik was nu dus ook in het ziekenhuis, omdat die Harry ofzo -ik wist inmiddels zijn naam- ook een nachtje in het ziekenhuis moest blijven. Jammer dat het er geen 10 waren. Ik stond op en liep achter de man aan. Hij klopte op een deurtje, schoof de deur open en liet me binnen. Ik keek naar de jongen die in het bed lag. Hij keek me schuldbewust aan, en probeerde een waterig glimlachje op zijn mond te toveren. Hij zag er leuk uit, God wat zeg ik. Dit is de moordenaar van mijn beste vriendinnen. Als hij die glimlach niet snel genoeg van zijn gezicht haalt, sla ik hem eraf. Onwennig bleef ik bij de deur staan en keurde ik hem geen blik meer waardig. De dokter keek van mij naar Harry, en wees naar een stoel bij zijn bed. 'Je mag gaan zitten hoor'. 'Nee bedankt', 'Jawel, je gaat zitten'. Ik keek de man woest aan en liep schuifelend naar de stoel waar ik op ging zitten. Ik keek Harry aan. Ik wist nu ook zijn achternaam, aangezien er een bordje aan zijn bed hing. "Harry Styles" stond erop. Ik wist wie het was. Het was zo'n bandlid, van One direction. Vanessa was er fan van. O god Vanessa. Ik had ruzie met haar toen die sukkel haar doodreed. Ik keek de jongen boos aan. Tranen liepen over mijn wangen, en ik had zin zijn groene ogen blauw te slaan.
Oehh cliffhanger :). Wat zal Vita doen? Wat zal Harry gaan zeggen? Niet dat iemand dit leest, but oké dit doe ik voor mezelf, forever alone. Bye x.