Proloog

878 25 3
                                    

Een vrouw vluchte door het kasteel met een bundeltje stof in haar armen. Van alle kanten rende bediende naar de bunker."Mevrouw! U moet nu echt naar de bunker!" Gilde een jong meisje dat moeite had om de vrouw bij te houden. "Mevrouw!" Gilde het meisje terwijl ze door de stroom van bediendes mee getrokken werd. Vastberaden baande de vrouw zich een weg door de mensen.

Een raam sprong kapot en enkele scherven kwamen in haar arm terecht toen ze het bundeltje stof beschermde. Tranen vertroebelde haar zicht, maar dapper rende ze door tot ze bij een houten deur kwam. Een man in een zwarte wapen uitrusting stond klaar om het bundeltje over te pakken. De vrouw duwde de rand van het lap stof aan de kant. Een kindje keek de vrouw met grote diepblauwe ogen aan. De vrouw drukte een kus op haar voorhoofd en gaf het kind aan de man. "Het komt goed, mevrouw." Knikte de man. De vrouw rechte haar schouders en veegde een traan weg. Met een hoofdknikje draaide ze zich om. De man verdween achter de deur, het dienstmeisje had haar ingehaald en trok haar mee naar de bunker.

Plots bleef de vrouw staan en keek uit het raam. Het bos lichte op door een lichtflits. "Mevrouw, u moet echt naar binnen!" Het meisje trok nerveus aan haar arm. Met een sierlijk gebaar wuifde de vrouw het meisje weg. Een enkele traan gleed over haar wang. Een raam sprong kapot en een zwarte rook kwam binnen. "Wel, wel, wel, had jij niet in de bunker moeten zitten?" De roook bracht een zware stem voort, het meisje achter haar bracht geschrokken haar hand naar haar keel. Met uitpuilende ogen klauwde ze naar een ontzichtbare kracht die zijn greep op haar keel verstevigde. De vrouw trok zich er niks van aan en bleef naar buiten staren. "Tss, een leven zomaar opofferen? Dat ben ik niet gewent van jou, zusje." Sneerde de stem vals. De schouders van de vrouw verstrakte even, maar ze bleef kalm naar buiten kijken.

Het dienstmeisje lag levenloos op de grond, haar ogen opgesperd in doodsangst. Buiten hoorde ze het geschreeuw van mannen en de rasperige ademhaling van niet-menselijke wezens. De rook omcirkelde de vrouw en kwam steeds dichter. Één enkele traan drupte op de grond. De rook viel aan, een ijselijke gil die door merg en been ging vulde de gangen van het kasteel.

PurpleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu