Hoofdstuk 6

189 17 2
                                    

Weer werd ik gewekt, veel te vroeg naar mijn zin, door een irritant geklop. "Vrouwe? Vrouwe Celista? Bent u wakker?" "Jaa. Kom maar binnen." Murmelde ik nog half in slaap. Een dienaar boog voor mijn bed. "Goedemorgen Vrouwe. Sorry dat ik kom storen, maar Desiderius vroeg of ik u wou komen wakker maken. U wordt binnen een uur verwacht in de vergader tent." Met nog een diepere buiging dan in het begin liep hij weg. Een uur! Ik had een uur om me klaar te maken. "Huu Meneer? Wat moet ik aan doen?" Het hoofd van de dienaar stak de deur om. "Iets gepast. Een lange jurk bevoorbeeld."

Ik was heel mijn kleerkast overhoop aan het halen. Nergens vond ik het kleedje dat ik zocht. Het kleedje was lang en wit met vanachter een zwarte sleep. Het had korte mouwtjes en van voor was het zwart met een witte rand. In het zilver waren er kleine blaadjes op gestikt. Zuchtend van frustratie liep ik het balkon op en schreeuwde ik het kwaad uit. Toen ik naar beneden keek zag ik veel vragende gezichten. Snel rende ik naar binnen met rode wangen. Toen ik binnenkwam ging ik eerst maar mijn haar doen. Ik kwam voorbij de keuken en stootten hard tegen de tafelrand. Hinkend van de pijn liep ik de badkamer binnen en daar lag mijn kleedje. Ik sloeg me mentaal op mijn hoofd, hoe kon ik zo stom zijn? Sinds ik naar hier was gegaan, had ik over de hele hut al kleren verspreid. Soms was ik zo'n sloddervos. Vlug trok ik mijn kleed aan en deed mijn haar in een vlecht over mijn schouder. Ik deed geen make-up op en deed kleine hakjes aan. Dat was misschien niet zo slim in een leger kamp.

Op mijn haken balancerend liep ik naar de vergader tent. Ondertussen botste ik nog tegen een paar Elven die me verontwaardigt na riepen. "Kijk uit waar je loopt, trut." Zei de Elf met zwarte haren tegen me waar ik net tegen op gebotst was. "Kijk uit met wat je zegt. Ik ken trucjes." Rond mijn handen verscheen al een rode kleur van het vuur dat ik ieder moment kon oproepen. Vuur was mijn lievelings element geworden samen met water. "Van jou ben ik niet bang, prinses." Zei hij met een spottende ondertoon. "Dat zou je wel moeten zijn." Zei ik kil. Vertontwaardigt liep ik door.

Na nog een paar bijna valpartijen kwam ik aan bij de vergadertent. Mijn jurk was een beetje vies geworden maar dat haalde ik er snel uit met water. Ik had geoefend. Eenmaal aan gekomen trok ik zonder te kloppen het tentdoek open. "Sorry dat ik zo laat ben maar," Ik kreeg mijn zin niet afgemaakt want ik werd onderbroken door het gestaar van alle generaals en andere belangrijke mensen. Eleanor keek me verwijtent aan net als ieder ander. Gelukkig was er Desiderius. "Mooi prinses Celista is er zullen we beginnen?" Vroeg hij met een vragende blik aan de menigte. Met een klein handgebaar wenkte hij me en ik ging sierlijk zitten. Terwijl de generaals maar wat aan het overleggen waren fluisterde ik en Des er vrolijk op los. "Op haken door het kamp? Dat meen je niet! Hoe is het je in godsnaam gelukt om hier te geraken?" Grinnikte hij. "Ssst niet zo hard!" Plagend sloeg ik op zijn arm. Eleanor tikte op mijn schouder en knikte ten teken dat ik moest opletten. "Meneer, mijn verkenningstroepen hebben een groot aantal troepen van Maron gesignaleerd in het Ya-Tayari gebergte. Moet ik er legertroepen achteraan sturen?" Vroeg een redelijk jonge officier. "Laat je verkenningstroepen hun in de gaten houden, Achior." Zei hij met een hoofdknikje naar Achior. Nu richtte hij zich tot heel de groep: "Kan iemand er voor zorgen dat Celeste veilig is!" "Mijn zoon kan dat." Zei een generaal die er uit zag alsof hij een boomstam doormidden kon breken. "Laat u zoon naar hier brengen." Hij fluisterde iets tegen een andere Elf die langs hem zat en die liep de tent uit. Even later kwam de zoon van de generaal binnen. Je kon het wel raden wie het was. Ja, inderdaad. De verschrikkelijk arrogante Elf waar ik tegen opgebotst was. Vals lachte hij naar me. "Dit is mijn zoon Leiko, hij is de beste in zwaardvechten en pijl en boog. Ik schuif hem naar voor om Celeste te beschermen." "Ik kan mezelf wel beschermen en ik heb Catillac en Des!" Riep ik verontwaardigt uit. Ik wou niet door hem worden beschermt, door helemaal niemand! "Je hebt geen keus Cel." Fluisterde Des gespannen. "Ik heb toch altijd een keus, Des?" Ik sprak zijn naam uit alsof het iets vies is. "Ik ben hier toch de prinses?" Direct had ik spijt dat ik mijn titel zo gebruikte, maar ik ging nog liever dood dan dat ik door hem beschermd moest worden. "Als prinses wil ik mijn eigen bewakers kiezen. Elven die ik kan vertrouwen." Een verontwaardig gesnuif trok mijn aandacht. "Denkt u daar anders over?" Vroeg ik met  een opgetrokken wenkbrauw. "Mijn zoon is te vertrouwen." Weer dat gesnuif. "Misschien vertrouwd u uw zoon, maar ik niet. Wie zegt dat hij niet elk moment een mes in mijn rug wil steken?" Nu kreeg ik meer verontwaardigde blikken en snapte ik dat ik iemand heel belangrijk had belededigt. Maar hé ik moest toch voor mezelf opkomen? De man die eerder in deze vergadering aan het woord was stond weer recht: "Persoonlijk vind ik dat Celista gelijk heeft, ze vertrouwd haar bewakers haar leven toe. Dus waarom zou ze hen niet zelf mogen kiezen? Als de zon op zijn hoogste punt staat vandaag verwacht ik dat alle soldaten naar het plein komen. Celista zal haar wacht samen stellen, deze zal bestaan uit vijf van onze beste krijgers. Deze vergadering is gesloten."

PurpleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu