~Chapter One~

23 2 0
                                    

De diepblauwe leren stoelen voelen zacht aan. De kleine pluisjes van de stof zijn er makkelijk af te halen. Dit doe ik dan ook, zo verveel ik me niet. Ergens anders in de trein hoor ik mensen vrolijk zingen. Zachtjes neurie ik mee. Als het lied is afgelopen hang ik moe tegen het raam aanwaarna het schokken van de trein me langzaam in slaap sust 

‘Uhhmm, het spijt me. Maar we moeten er uit.’ Een meisje met mooi bruin haar met slag er in en felle blauwe ogen stoot me aan. Langzaam knipper ik met mijn ogen. De trein staat stil en vele mensen lopen langs, in de richting van de uitgang. ‘O, dank je. Ik zou hier anders nog liggen snurken,’ zeg ik nog slaapdronken. Ik pak mijn tas van de grond en loop het meisje achterna. Ze is niet heel erg lang, draagt een simpele spijkerbroek met daarop een lichtblauw simpel topje. Ik wurm me de mensenmassa in en probeer niet op te vallen. Mensen van alle kanten drukken tegen me aan. Stemmen. Geluiden. Mensen. Langzaam val ik weg. ‘Kom mee!’ Het meisje trekt me uit de mensenmassa. ‘Er bij blijven.’ Haar gezicht straalt en ik loop snel achter haar aan. Zodra ik de uitgang zie begin ik bijna te rennen. Weer helpt het meisje me. Buiten is ze weg. Weg. Verbaasd kijk ik om me heen, maar loop dan toch maar naar de kant waar iedereen heen gaat. 

Een groot soort kasteelschool doemt voor me op. Leraren wijzen me naar de ingang. Een beige deur slaat voor me open en lichtgrijze gangen nodigen me uit. Verbaasd loop ik achter iedereen aan, wat me bij de aula brengt.Overal staan stoelen klaar, beschikbaar gesteld voor iedereen. ‘Ga zitten! De jongste vooraan, ouderen achteraan.’ Ik kijk chagrijnig op. Een vrouw met een gemiddelde leeftijd spreekt iedereen toe. Ik vind het alleen niet fijn om aangesproken te worden met “de jongste”.

Ik zoek naar een lege stoel. Dan zie ik er een aan de andere kant van de zaal, blauw met witte strepen. Zo snel als ik kan loop ik er heen. Net na iemand anders. Het meisje. Teleurgesteld loop ik terug.

‘Nee! Ga hier maar zitten,’ zegt het meisje. Verbaasd draai ik me om. Ze staat naast de stoel en maakt duidelijk dat ze er niet op hoeft te zitten.

‘Oké.’ Meer kan ik niet uitbrengen. Hoe doet ze dat? Vast een gave.

‘Hihi,’ grinnik ik zacht. Natuurlijk een gave. Anders was ze hier niet. Ik ga maar zitten op stoel. ‘Hoe heet je eigenlijk?’ vraagt het meisje.

‘Maria. Maria Vaals. Aangenaam!’ Mijn stem klinkt opgewonden. Meer dan ik van mezelf zou verwachten. 'Haha, oké. Ik ben Amy. Amy Celine Da Blanc. En je kracht? De mijne vliegen!’ Uit haar rug komen veren, steeds meer en meer. Uiteindelijk hele vleugels. Verbaasd kijk ik haar aan.

‘Uh-uhmm.. Ik weet niet wat mijn kracht is.’ Dat was waar. Op de dag dat ik de brief kreeg had ik een uur lang naar de brief gestaard, omdat ik niet wist wat mijn kracht was. Toen mijn moeder later het aan mij vroeg wist ik het ook niet. Écht niet. Iedereen schrikt op als de toespraak begint.

De kleine stofjes worden spookachtig belicht door de maan die door een dunne kier tussen de gordijnen schijnt. Zuchtend laat ik me achterover vallen. Mijn lange bruine haar verspreid zich om mijn hoofd. Chagrijnig zucht ik nog een keer, hopend dat iemand me hoort. Te vergeefs, de bedden kraken niet, stemmen spreken niet en de mensen bewegen niet.

Geïrriteerd sluit ik mijn ogen. Ik weet dat ik niet kan slapen, maar ik probeer het nog een keer. Langzaam tikt de tijd door terwijl iedereen slaapt. Soms draaien de mensen zich om in hun slaap of ze kuchen. Maar dat maakt je nacht niet spannender. 

Tot mijn verbazing hoor ik iemand aan de andere kant van de zaal opstaan. Op haar blote voeten loopt ze naar het raam. In het donker van de nacht onderscheid ik net haar krullerige haar. Haar hand beweegt naar haar hoofd waar ze een keer in haar ogen wrijft. Daarna schuiven de handen van het meisje de gordijnen iets opzij, om dromerig naar de maan te kunnenkijken. ‘Yin,’ fluistert ze. Haar stem trilt, alsof ze bang is voor wat er gebeuren gaat in de komende jaren. Met haar ellebogen steunt ze op de vensterbank en blijft een lange tijd zo staan. Ze zucht nog een keer en loopt terug naar haar bed. Dat kraakt licht als ze met haar gewicht op de dekens ligt. Snel klinkt er alleen nog maar rustige ademhaling in de kamer. Iedereen slaapt behalve ik. Langzaam tikt de tijd voorbij terwijl ik me steeds op een andere zij draai.

Ik slaap bijna als ik Amy een zacht gilletje hoor slaan. 

‘Amy? Ben je wakker?’ Mijn stem klinkt hard in de kamer, terwijl ik toch fluister. Geen antwoord. Stil sta ik op terwijl Amy nog meer bange geluiden roept. ‘Jezus! Hou je mond dicht. Ik probeer te slapen!’ Isabelle praat chagrijnig terwijl ze nog half slaapt. Mijn blote voeten maken ploppende geluiden op de stenen vloer. Amy draait in haar slaap en begint verschrikkelijk te zweten. ‘Nee!’ haar stem slaat over. Amy slaat om zich heen en als ik bij haar ben leg ik geruststellend een hand op haar voorhoofd.

Amy word meegetrokken aan haar bruine haar door een lelijke Romeinse man. ‘Nee!’ Amy’s stem slaat over. Uit haar blauwe ogen stromen tranen.

‘Je moet wel! Ik wil een kind-slaaf! En je tieten zijn lekker!’ De hand van de man glijd onder het dunne shirtje van Amy. Zij gilt het uit van angst. In haar ogen staat afschuw. Hard bijt ze in zijn hand.

‘Kreng!’ Hij slaat Amy vol in haar gezicht.

Met een flits beland ik terug in het nu. Amy ligt nog steeds hijgend en kreunend in haar bed. ‘Pleass, word een mooie droom. Een visioen ofzo,’ fluister ik zacht. Een warme gloed vult zich in mijn hand, waar nu ook een tinteling plaatsvindt. Langzaam verspreid die gloed zich en Amy word kalm. Verbaasd loop ik terug naar bed, waar ik meteen in slaap val.

Riverbank HighWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu