11

217 19 2
                                    

Onrust beweeg ik op mijn stoel. "Moet je niets eten?" vraagt Teresa en wijst naar het bord eten dat koud begint te worden. Ik schud mijn hoofd en voel me misselijk worden. Hoelang gaat deze onzekerheid nog duren? Ik kijk zo onopvallend mogelijk om me heen. Plotseling verschijnt zijn hoofd om de hoek van de deur. "Ik ga even naar het toilet," deel ik mede en schuif mijn stoel naar achteren. Het liefst zou ik de eetzaal uitrennen, maar dat zou opvallen. Als mijn manier van doen me al niet heeft verraden. "Harry, waarom duurde het zo lang?" sis ik zenuwachtig als we uit het zicht zijn. "Het moest precies volgens plan, als het mislukt sluiten ze ons op in een isoleercel." Ik gniffel, maar hij vindt het kennelijk niet grappig, aan zijn gezicht te zien. "Ik heb het beneden neergelegd, daar," fluistert hij en wijst naar het einde van de gang. Met wijd opengesperde ogen staar ik naar de rook. "En nu? Hoe lang gaat dit nog duren?"

"Laten we alvast gaan, dan-"

"Harry, waarom doen we dit eigenlijk?" onderbreek ik hem. Ik sta te trillen alsof ik het koud heb. "Jij wilde weg, Josine." Het is nu ineens mijn idee. Mooi is dat. "Komen," sist hij en geeft een ruk aan mijn arm. Ik kijk achterom en zie dat er niemand in de buurt is. "Zo erg is het nou ook weer niet," mompel ik binnensmonds en loop achter Harry aan naar de bovenverdieping. "Klote!" schreeuwt hij als de deuren naar het trappenhuis niet opengaan. Ik begin steeds onrustiger en misselijker te worden. De gang vult zich langzaam met rook. Hopelijk heeft nog niemand wat door. "Maak het vuur uit, dit kan niet!" schreeuw ik en begin te hoesten. De rook verblindt me bijna. "Ga jij het even zelf doen!"

"Ben je knettergek?"

"Dat bedoel ik. Waarom zou het mij wel lukken, als jij-" Een oorverdovend gepiep breekt zijn zin af. De deur gaat nu wel open. We rennen de trappen op, waarbij ik bijna over mijn eigen benen struikel. "Doe de deur achter je dicht, idioot!" schreeuwt Harry naar me. Ik had niet door dat ik de deur niet achter me dicht trok. Nu komt de rook ook het trappenhuis binnen. Als ik achter me kijk zie ik alleen dikke, grijze wolken. In paniek ren ik de laatste treden op en sla de deur bovenaan wel achter me dicht. Harry rent chaotisch door de gang. "Waar is die verdraaide deur?" roept hij kwaad en loopt uiteindelijk naar een groene deur. Ik hoor gestommel onder ons en loop snel achter Harry aan. Hij drukt de rode hendel in alle macht omlaag. Waarempel, de deur gaat open. We rennen de ijzeren brandtrap af. Alles gaat snel aan me voorbij. "En nu, wat wil je nu?" roep ik in paniek en kijk het veld rond waar we zijn uitgekomen. "Jij kent het hier?"

"Josine, ik ben nog nooit hier buiten geweest. Nooit." Ik sla mijn hand voor mijn ogen. Het liefst zou ik willen dat dit een nachtmerrie was, zodat ik zometeen wakker word. Helaas is er heen weg terug. Mijn ogen schieten door de tuin heen, op zoek naar een uitweg. "We moeten weg, nu!" De toon van zijn stem wijst erop dat ik genoodzaakt ben zijn 'bevel' op te volgen. We rennen met een capouchon over ons hoofd naar de hoge struiken, naast het hoge hek met prikkeldraad. Er klinkt hard getik, waardoor ik weet dat we absoluut opgesloten zitten en dat er geen ontsnappingmogelijkheid is. "Shit, shit, shit."

"Nogal ja, hoe komen we hier ongemerkt weg?" vraag ik verwijtend. Het was allemaal zíjn idee, dus hij mag het ook oplossen. Het enige dat ons plan heeft voortgebracht is dat we nu buiten staan en nog meer in de problemen zitten. "Waar kunnen we slapen. Hier, tussen de planten?" Ik begin langzaam te koken en nog meer in paniek te raken. "Natuurlijk niet, als we slapen vinden ze ons zo en zijn we nog makkelijker te grijpen."

"Dat doen ze sowieso wel! Ons plan is net een halfuurtje in uitvoering en het is al in het water gevallen!"

Harry's P.O.V.

"Water," herhaal ik, waarna Josine me niet-begrijpend aankijkt. "Ja dat zeg ik, water."

"Dáár," zeg ik en wijs naar het glimmende oppervlak. Ze trekt een wenkbrauw op. "Ja, dat is water. H2O. En wat bedoel je daar precies mee?" Ik grijns, omdat de route al helemaal in mijn hoofd uitgestippeld staat. “Volg me, maar zachtjes,” fluister ik plotseling, omdat ik me realiseer dat ze hoogstwaarschijnlijk binnen én buiten naar ons opzoek zijn.” Josine knikt twijfelachtig, maar loopt toch achter me aan. Nu we door het hoge gras lopen, dat waarschijnlijk al tijden niet gemaaid is, voel ik mijn broekspijpen nat worden. We zetten langzame, hoge, grote stappen. Het is muisstil in de 'tuin' van de kliniek. Ik vraag me echt af wat dit stuk grond er toe doet. Inmiddels zijn we bij het water aangekomen. Er klinken krekels en het geplons van waterdieren. “Harry, we zijn niets opgeschoten,” moppert Josine. Ik rol me mijn ogen. Ze weet nog niet eens wat ik van plan ben, laat staan dat ze me de tijd geeft het uit te leggen. “Kleed je uit,” mompel ik haastig. “Wát?” Twee blauw-groene ogen staren me verbaasd aan. “Waarom?”

“Kleed je uit,” herhaal ik. “En spring erin. Als je hier weg wil, moet je doen wat ik zeg.”

“Maar dan verkleum je van de kou,” mompelt ze. Ze heeft al door wat ik van plan ben, volgens mij. Ze is alleen onzeker. “Wat heb je liever? Het nu koud hebben en straks weer je warme kleren aan, of rond lopen in zeiknatte, druipende, koude kleding?” Ze staart me even wijfelig aan. “Oke.” Het verbaast me dat ze er zo snel aan toe geeft. Ze begint met trillende handen haar vest uit te trekken. Nadat ze die uit heeft kijkt ze me even geconcentreerd aan. “En jij dan? Blijf je hier?” Haar mond vormt een zenuwachtig glimlachje. Maar de lach is er. “Ja, ik ook,” antwoord ik snel en begin ook mijn kleding uit te trekken. Het is ongemakkelijk stil, vooral omdat er krekels op de achtergrond klinken. Dat maakt het ironisch. Moeilijk kijken we elkaar aan. Ze heeft haar ondergoed aangehouden, net als ik. “Jij eerst, het is jouw idee,” mompelt Josine terwijl ze met haar magere lijf staat te rillen. “En de kleren?”

“Die gooien we over het hek.” Ik pak mijn broek, prop mijn sokken en t-shirt in de pijpen en gooi het met een keurig boogje naar de overkant, vervolgens doe ik hetzelfde met mijn schoenen. Josine staart er naar en doet hetzelfde. Helaas blijft haar t-shirt bovenin vast zitten. “Dat regelen we zo wel,” zeg ik en steek alvast een teen in het water, om te voelen hoe koud het is. IJskoud, niet te doen. Maar dat laat ik niet merken. Met op elkaar geklemde kiezen loop ik het water in en laat mezelf vervolgens kopje onder gaan, om er zo snel mogelijk aan te wennen. “Kom, nu!” zeg ik waarna ik aan mijn stem hoor dat ik ontzettend tril. Josine heeft allang door dat ik bijna doodvries, toch is ze dapper en gaat ze achter me aan. We kruipen door het modderige riet. Ik ben eigenlijk nog nooit zo bang geweest. Ieder moment kunnen we gepakt worden. Dat we nog niets gehoord hebben buiten maakt het alleen nog maar angstwekkiger. Bij het hek aangekomen vind ik de opening, die me al eerder was opgevallen. Waarom ik er nooit eerder iets mee gedaan heb, is mij ook een raadsel. Misschien vond ik het niet nodig om te vertrekken, omdat ik Laura nog had. Ik bijt op mijn tong. Ik mis haar. “G-ga je n-no-og? Ik verk-k-kleum hie-er,” trilt Josine. Door mijn gedachtengang dwaalde ik af. “We moeten er zwemmend onderdoor,” geef ik aan en voel nog even met mijn voeten of er voldoende ruimte is. Voor de zekerheid wroet ik nog een beetje in de grond, om de doorgang nog groter te maken. Dan ga ik op mijn buik op de bodem liggen en zwem eronderdoor. Mijn hoofd tikt tegen de onderste rand van het hek aan. Met beide handen grijp ik op het land voor me en trek mezelf uit het water. Met een wild kloppend hart, maar met gierende adrenaline, sta ik op. Van opgeluchting slaak ik een diepe zucht. Ik ben vrij, voor het eerst in vijf en een half jaar. Josine is inmiddels onder water verdwenen. Gespannen wacht ik af tot ze boven komt. Haar hoofd verschijnt aan mijn kant aan de oppervlakte. Vieze, modderige slierten plakken om haar hoofd, maar ze is er. We zijn er. Zonder erbij na te denken vallen we elkaar in de armen. Onze koude en verkleumde lichamen raken elkaar trillend aan. Dan kleed ik me razendsnel aan, omdat ik als een ijsblok aanvoel. “H-Harry, m-mijn shirt,” lacht Josine. Het is inmiddels pikkedonker buiten, waardoor ik het shirt nog moeilijk kan zien. Ik ga aan een tak van de dichtsbijzijnde boom hangen waarna die afbreekt. De tak is lang genoeg, gelukkig. Ik vis naar het shirt, dat maar niet naar beneden wil vallen. “Harry!” roept Josine plotseling in paniek en duwt tegen me aan. “Wat is-” Mijn zin breekt af omdat ik door heb wat er aan de hand is. Twee koplampen schijnen in mijn gezicht. Ik laat mezelf op de grond vallen, opnieuw in de modder en ik bid dat de bestuurder ons niet gezien heeft. Was deze moeite voor niets?

Exposed | Harry StylesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu