Wraak in de bergen

39 9 8
                                    

Sneller. Niet omkijken. Blijven rennen. Doorgaan. Zo spoor ik mezelf aan om te blijven rennen. M'n hart klopt als een razende, m'n longen springen zowat uit m'n lijf en m'n keel voelt aan als schuurpapier. Takken zwiepen in m'n gezicht en mijn voeten glibberen over de sneeuw, maar ik kan niet stoppen. Anne zit vlak achter me, ik kan haar gehijg horen. Ze slaat woeste kreten terwijl ze probeert me in te halen. Waarom gebeurt dit? Hoe kan Anne me dit aan doen?

Vroeger waren we beste vriendinnen. We hadden het altijd leuk samen, totdat ze in groep 7 foute vriendinnen kreeg en in groep 8 zelfs aan de drugs raakte! We groeiden uit elkaar en toen we naar de middelbare school gingen, zaten we wel bij elkaar in de klas maar we gingen niet meer met elkaar om. Ik kreeg een nieuwe beste vriendin, Esther. Ze is een beetje een stil en verlegen meisje, maar toch hadden we vanaf het begin al een klik. Nu, vier jaar later, gaan we voor het eerst samen op vakantie. We hebben een huisje gehuurd in de bergen. We zouden gaan skiën. We hebben ons er al weken lang op verheugd en nu is onze vakantie in een hel veranderd.

We waren nog maar net aangekomen of er werd op de deur geklopt. Esther deed open. Ik was ondertussen mijn koffer aan het uitpakken, in onze kamer. Het was een ruime, lichte kamer, met zachtgele muren en donkerrode gordijnen. Er staan twee donkere, houten bedden, voor ieder van ons een. Ik legde mijn kleren in de kast toen ik plotseling een harde gil hoorde. Het kwam van beneden. Zo snel ik kon rende ik de krakende houten trap af. Ik zag nog net hoe Esther in elkaar zakte en dat er iemand wegrende. In een flits zag ik dat het Anne was. Ik schoot naar de deur. Ik wilde achter haar aan gaan, maar hoorde hoe Esther piepte en kreunde en besloot toen bij Esther te blijven. Ik sloot de deur en draaide me om naar Esther. Ze lag op haar rug haar ogen wijd opengesperd en ademde onregelmatig, met piepende uithalen, alsof ze bijna stikte. Dat was ook zo. Ze had een grote snee in haar keel. Ze kreunde en maakte een rochelend geluid. Ze richtte haar hoofd op en keek me aan. Ik zag hoe het bloed uit haar hals liep en langzaam een plasje vormde op de grond. Ze stootte een vreemde klank uit en viel toen slap naar achter. Ik gilde: "Neeeee!! Esther, Esther kun je me horen? Wordt nou wakker, alsjeblieft?" Maar het had geen zin.

Esther was dood. Vermoord. Door Anne. En ik was de volgende.

Dat had ze wel duidelijk gemaakt met de boodschap die ze voor me had achtergelaten. Ze had met een bloedrode stift iets op de muur van het oude, krakkemikkige schuurtje geschreven: 'Mijn wraak is zoet en jij bent de volgende.' Toen ik dat had gelezen, wist ik dat ik weg moest. Heel ver weg. Terwijl ik terug rende naar het huisje om m'n jas te pakken, hoorde ik voetstappen achter me. Het was al te laat, Anne had me al gevonden. Ik rende weg, zo hard als ik kon.

Nog altijd ren ik door, m'n tranen wegslikkend. Ik wil huilen maar dat kan nu niet. Ik moet blijven rennen, anders vermoord Anne mij ook nog.

Opeens word ik ruw verstoord in mijn gedachten. Anne schreeuwt naar me: "Je gaat dit toch niet overleven. Jaren lang heb ik gewacht op dit moment en ik laat het me niet afpakken!!!" Haar duivelse lach bezorgt met kippenvel. Ik kan niet meer. Ik moet stoppen. Radeloos kijk ik om me heen. Is er dan niemand die me kan helpen? Door het donker zie ik de bomen pas op het laatste moment en moet ik telkens uitwijken. De afstand tussen Anne en mij wordt steeds kleiner, ik kan niet meer. Ik ben moe, doodmoe. Of het door de vermoeidheid of door de gladheid komt weet ik niet, maar plotseling glij ik uit. Ik kan niet direct overeind komen. Anne komt snel dichterbij. Ik zoek met m'n handen naar houvast. Ik voel een tak, grijp die vast en trek mezelf omhoog. Ik wil wegrennen, maar mijn veters zitten verstrikt in een boomwortel. In totale paniek ruk ik aan mijn veters. Het helpt niet veel. Anne staat al bijna naast me, ik moet maken dat ik wegkom! Het enige dat ik nu nog kan doen is m'n schoen uittrekken en verder rennen op m'n sok. Ik trek mijn voet uit de schoen en zet het weer op een lopen. Anne slaakt een boze kreet en springt op me af. Razendsnel doe ik een stap opzij en ze valt naast me in de sneeuw. De sneeuw is ijskoud en m'n voet begint pijn te doen van de kou. Het voelt alsof iemand met duizenden kleine mesjes in m'n voet prikt. Dan zie ik het.

Short storiesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu