Zoektocht

116 10 2
                                    

Zodra Daniël de auto heeft stil gezet gooi ik het portier open en laat mezelf languit in het gras vallen. 'Ik leef nog.' Verzucht ik en ik hoor Daniël vanuit de auto lachen. Even later krijg ik een rugzak op mijn rug gegooid. 'Hé.' Roep ik verontwaardigd. 'Moesten we niet zo nodig voor zonsondergang bij het portaal zijn?' Vraagt Daniël met een kinderachtig stemmetje, wat hem een windstoot oplevert die hem onderuit haalt. Met een plof komt hij naast me neer. 'Jij gaat nooit meer autorijden.' Zeg ik en geef hem zacht een tik op zijn neus. Daniël glimlacht. 'Gelukkig zijn er ook geen auto's in het magische rijk.' Zegt hij dan en springt overeind. Hij bied me zijn hand aan en trekt dan ook mij overeind. Dan pas valt het me op hoe dicht we eigenlijk voor elkaar staan. Daniël kijkt me diep in de ogen aan en verlegen kijk ik weg. 'Laura...' Begint hij dan en snel doe ik een stap naar achteren en buk me om mijn rugzak te pakken. 'Volgens mij moesten we maar eens gaan.' Zeg ik en begin meteen te lopen. Meteen wordt ik overspoeld met schuldgevoel, maar ik kon niet anders. Elke jongen die ik leuk vond of zelfs een relatie mee had veraadde en vermoordde me bijna. Ik wil dat geen derde keer. En ik wil al helemaal Daniël geen pijn doen. Zwijgend zetten we de tocht voort, en al snel hoor ik het geluid van een ruisende rivier. 'We zijn er.' Zeg ik enthousiast en begin te rennen. Na mezelf door een dikke laag kreupelhout te hebben gewerkt zie ik eindelijk de rivier. Opgelucht haal ik adem als ik geen spoor van vernieling zie. Hij kan er nog zitten. Daniël komt naast me staan en ik zie hem zichtbaar ontspannen. Snel doe ik mijn schoenen uit en bind ze met de veters aan elkaar vast zodat ik ze om mijn nek kan hangen. Daniël volgt mijn voorbeeld terwijl ik de omgeving begin te checken. Maar er is niemand te zien of te horen, afgezien van een paar vogels en een eekhoorn die razendsnel een boom invlucht. Dan loop ik naar het water en stroop mijn mouwen op. 'Wat ga je doen?' Vraagt Daniël verbaasd. Ik hef mijn armen in de lucht en beweeg ze uit elkaar. Het water volgt mijn voorbeeld en verdeelt zich in twee helften waardoor er voor ons een pad zichtbaar wordt. 'Waarom zwemmen als je ook kan lopen?' Vraag ik grinnikend en stap de rivierbodem op. 'Juist ja.' Mompelt Daniël en loopt achter me aan. Samen beginnen we de bodem uit te kammen. Je zou het moeten zien als je de spreuk zegt. Dus lopen Daniël en ik als een stel idioten een kwartier lang 'portal aperitis' te zeggen tegen elke steen of tak of waterplant die ook maar iets anders is. Maar niks gebeurt. Na een tijdje geef ik het op. Gefrustreerd geef ik een trap tegen een stapel stenen. 'Niks! Hij is ons alsnog te snel geweest.' Roep ik kwaad uit. 'Laura, rustig maar. Er is vast een logische verklaring voor.' Probeert Daniël me te kalmeren. 'Ach, rot toch op met je logische verklaring. Ravi is ons gewoon voor geweest, klaar. Portal aperitis is portal aperitis. En als er dan niks gebeurt-' Maar Daniël steekt zijn hand op en wijst naar de stapel stenen waar ik eerder nog tegen aan trapte. Er schijnt nu een blauwe gloed tussen de stenen door. 'Ga weg.' Zeg ik ongelovig en begin als een razende de stenen weg te halen. Daniël schiet me te hulp en al snel wordt het duidelijk dat het daadwerkelijk een portaal is. Nu wat graafwerk is de opening groot genoeg en kijken we recht naar een blauw, kolkend portaal. Ik slaak een blij kreetje en vlieg Daniël zonder er verder bij na te denken om zijn hals. 'Sorry voor mijn uitbarstingen.' Zeg ik dan. Daniël slaat zijn armen om me heen. 'Ik kan wel wat hebben.' Zegt hij dan en na een tijdje laat ik hem los. 'Klaar?' Vraag ik en pak zijn hand vast. 'Klaar.' Antwoord Daniël en samen stappen we in het portaal.

Het leven van een fee 3: Race tegen de klokWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu