Hoofdstuk 2
De volgende ochtend word ik wakker door gestommel. Ik zie dat Peeta uit de grot probeert te klimmen, maar iets houd hem tegen. “Wat is er?” vraag ik. “Er zit iets voor de grot, en ik krijg het niet opzij. Ik ben bang dat we hier vastzitten!” “Wat?!?” Schreeuw ik bijna te hard. “Maar hoe moeten we dan aan eten en drinken komen? Onze voorraad is immers bijna op!” Peeta denkt na en zegt: “Tsja, we zitten hier ook al een tijdje, en ik denk dat het Capitool iets van ons gesprek van gisteravond heeft opgevangen en ons nu al tegenwerkt. Ik hoop niet dat ze ons proberen te verhongeren.” “Ja, maar dat kunnen ze toch niet doen? Dan is er toch niks meer aan voor de mensen in heel Panem? De hongerspelen moeten toch spannend zijn, en ze kunnen toch niet wachten totdat we verhongeren of uitdrogen van de dorst!” Zeg ik bijna in paniek.
We proberen met z’n tweeën met al onze kracht de doorgang weer open te krijgen, maar datgene wat er voorlicht – waarschijnlijk een erg zware steen van het Capitool of zoiets – krijgen we met geen centimeter vooruit. “Ik denk dat we hier nog wel even vast zitten. Hoeveel eten hebben we nog?” Vraagt Peeta. Ik kijk in de rugzak en zie dat er niet zoveel meer in zit. “Nog één fles water en nog 2 broodjes. Oh ja, en ook nog een heel klein beetje stoofpot. Maar we moeten rustig aandoen met dat.” Zeg ik. Peeta knikt, maar we weten alle twee dat we het niet heel lang meer vol kunnen houden met deze voorraad en mijn maag begint ook al te knorren bij de onweerstaanbare geur van dit overige eten. “Kunnen we echt niet een klein beetje nemen?” Smeekt Peeta hongerig. “Nee!” zeg ik, en ik doe snel de rugzak weer dicht. “We moeten nu heel erg zuinig zijn met het eten, als we hier nog uit willen komen en niet willen verhongeren.”
Opeens horen we 2 knallen achter elkaar. Mooi! Er zijn dus weer twee tributen dood. “Wie zouden het zijn?” Vraag ik. Peeta haalt zijn schouder op. Hoe kon hij het ook weten? We weten allebei even weinig van de andere tributen en wat er buiten de grot allemaal gebeurt. “Misschien kunnen we hier wachten totdat alle tributen zijn gedood en dan winnen we allebei.” Zegt Peeta op een flauwe toon, maar we weten alle twee dat dit nooit zal gebeuren.
De dag gaat erg langzaam voorbij, en het enige wat ik nog kan doen, is de druppen tellen die ik door een piep klein gaatje in het dak van de grot naar beneden zie vallen. Peeta is ondertussen weer in slaap gevallen, en ik denk dat ik zo ook weer in slaap val, van verveling.