Ik heb me aangekleed en heb nog gehuild, maar ik weet zeker dat tranen simpelweg niet genoeg zijn, niet voor Bente. Wie ze ook waren, wie hun leider ook was, kind, volwasse, bejaard, wie het ook waren, ze zullen boeten en het nooit nog eens doen, nooit erover denken. Ik ben vies van hen en van mezelf. Niet alleen door de modder onder mijn ongelakte nagels, vette haar en uitgelopen mascara, maar ook om de gevoelens die zij missen en ik voel. Die van Bente horen er en blijven er, maar de gevoelens voor hen zijn... Onbeschrijfelijk wreed. Ik ben zover ik weet nooit wreed geweest, nooit. Is dat het deze plek of het virus die me zo maakt? Ga ik gewoon mee met deze gevoelens? Het wrede spel dat met me gespeeld wordt?
De rest van de week is lopen, huilen en rusten met Dylan. Hij ís een goede vriend en hij gaf duidelijk om Bente, maar niet op die manier. Hij houdt ervan om over zijn oude leventje te vertellen, iets wat ik niet heb maar wel fijn vind aan hem, hij is een geweldige verteller.
We hebben ook getraint, ik met de werpmessen en de boksbeugels, Dylan met zijn pijl, boog en zakmes. Hij vertelde me een keer dat hij op verschillende kampen had leren boogschieten, en bijzonder getalenteerd was, maar zich er nooit in had verdiept. Ook had hij altijd al dat zakmes op zak en daar is hij ook blij mee. Er is duidelijk iets speciaals aan Dylan, iets vriendelijks en het feit dat hij niet flirt en toch een glimlach uit je haalt.
Na een week training ben ik ongeduldig geworden. Ik zal ze vinden, ik ben zeker, ze zullen boeten voor wat ze met Bente hebben gedaan. En dan hoor ik ze, stemmen. Ik schrik en dan hoort ook Dylan ze, hij kijkt me met grote ogen aan en fluistert zacht, ook al hebben ze ons waarschijnlijk nog niet opgemerkt. "Het hoeven ze niet te zijn." Ik knik, weer diezelfde vraag? Hoeveel groepen mensen zijn hier? Hoeveel mensen in de eerste plaats? Ik wil niet tegen Milan en Juna opbotsen, of tegen Milans oude bondgenoten.
We volgen de stemmen maar proberen de afstand te bewaren tot de nacht. En in de nacht moeten we beslissen, eerst of het ze zijn, de groep die Bente vermoordde. Zo ja, vallen we ze dan meteen aan? Zo nee, willen we dan bondgenoten zijn? Hoe werkt dat? Met Milan was het makkelijk, die kende Juna. Maar dit?
De angst blijft, de stemmen lijken mij bijna te schaduwen in plaats van ik hen. Tot het veilig is om te kijken.
We kijken van een afstand tussen de bomen door op een tijdstip dat het vrij zeker is dat meer dan de helft slaapt en de rest niet heel alert is. We zijn niet heel dichtbij als Dylans adem stokt.
"Het zijn ze, dit zijn ze."
Mijn angst verdwijnt ineens, het verplaatst zich naar Dylan. Moet ik dit zomaar geloven? Kan Bente niet zomaar daar tussen zitten? Misschien wilt hij wat van me, ik ben en blijf de dochter van de makers, wie dat ook zijn.
Ineens lijkt niks meer logisch, de stemmen, de tranen, de pijn, Dylan. Niks is te vertrouwen, vooral niet nu ik het virus heb. Ben ik gek aan het worden? Stemmen horen pijn voelen en zomaar alle praatjes van iedereen kopen, zelfs al zijn ze er niet? Stel dit zijn allemaal leugens en Bente leeft nog, wat zou ik dan nu moeten doen?
Heb ik een keus?
Nee. Je hebt geen keus. Focus Lynn, het is echt. Het is geen droom, geen boek, geen fantasie. Ga verder. Stop niet tot je klaar bent waar je mee begon.
De stem kwam van mijn vader.
Ik focus, zoals mijn vaders stem mij zegt. Dylan huilt met mij, voor mij, om Bente. Hij is een bondgenoot, geen vijand. Hij heeft genoeg kansen gehad om het tegendeel te bewijzen, zonder dat te doen. Ik heb geen keus dan er in meegaan, zoals ik altijd doe, zoals ik had gedaan ook al had ik een keus.
"Kom je, Lynn?" fluistert Dylan, hij is al verder gelopen, terwijl ik aan hem stond te twijfelen.
"Ja," zeg ik, mijn stem te hoog te hard. Ik kijk achter Dylan langs of niemand het heeft gehoord en zie geen teken dat iemand het is opgevallen, "Ik kom al."
Een grote angst komt in me op, Dylan had een plan getrokken, maar wat als het niet werkte, als ook een van ons werd gesnapt? Ik wil wegrennen, maar waarheen?
Ik moet mezelf oprapen. Ik ben aan het overleven, mensen blijven het zeggen: Survive. Ik kan nu niet denken aan wie medeplichtig is, ze hebben Bente vermoord, haar gemarteld, Dylan gemarteld. Ze deden het als groep, maar kunnen wij dat aan? We zijn met net zoveel mensen als Dylan en Bente waren geweest. Dit moet praktisch gebeuren, met een plan, maar plannen maken was niet bepaald mijn allersterkste kant.
"Wat nu?" Zei ik zo zacht mogelijk en ik hoopte dat hij me niet hoorde. Ik hield niet van mensen koelbloedig vermoorden, ik had er eigenlijk zelfs een hekel aan. Alleen deze keer was het voor Bente, ik zette mijn verstand op nul en liep achter hem aan. Ik was van plan alleen degene te vermoorden die in mijn weg stonden. Niemand meer of minder.
"We hebben een plan, weet je nog?" ja, dat hadden we. Dylan had een plan geschetst, maar ik ben de laatste tijd zo van de kaart dat ik het maar half heb begrepen. Ik heb gewoon ja geknikt wanneer hij iets vraagde.
Ik knik weer, maar nu een stuk onzekerder. Ik ga er maar gewoon in mee. De wegen terug zijn gesloten, de weg verder heb ik met Dylan gebouwt, we moeten er alleen nog over rennen, en het overleven, natuurlijk.
Het is een kamp met tenten, maar niet veel tenten. Één tent is groot, heel groot. Die is van de leider, had Dylan gezegd. Het was een blonde meid, haar ego groter dan het universum, maar slim. Haar vriendje sterker, maar dommer, dan wie dan ook. Een typisch, maar sterk koppel.
Ons, of eigenlijk Dylans plan, was zo simpel dat het nog kon werken ook. We lopen het kamp in met voedsel en doen alsof we erbij horen. Lopen naar de leiders en... Moord. Dat is waar ik zo onzeker over ben. Ik weet zeker dat ik noch Dylan daar toe in staat is. En we weten beide dat zij het wel kunnen.
Ik rangschikte de etenswaren die ik mijn armen had en liep zo nonchalant mogelijk naar de middelste tent met Dylan op mijn hielen. Hij lachte en we praatten over de lucht, de lucht ja ik weet het. Vrij triest maar we konden beide niet bepaald iets beters verzinnen. De zenuwen waren overal te voelen in mijn lichaam, ik wilde mezelf geruststellen, ik ging niets ergs doen. Dat was alleen niet waar, niemand staarde ons aan, niemand liet het lijken alsof ze Dylan herkenden. Dat was maar goed ook, anders waren we zwaar de klos geweest. We liepen zelf langs een paar mensen, het scheelde niet veel of mijn stem was overgeslagen. Het duurde even maar we waren bij de middelste tent, mijn hart sloeg over. Ik wilde niemand vermoorden, maar deze plek en het gemis hadden mij sterker gemaakt. Twee jongens stonden voor de tent, ik knipoogde naar eentje. Ik weet niet wat we bezielde, ik liep door en wilde binnenlopen. Ik werd tegengehouden door de wachter, mijn hart zonk in mijn schoenen.
"Eerst de tol betalen," zei hij en hij had een lach op zijn gezicht. Ik haalde mijn schouders op en gaf hem een kus op zijn wang, als we zo binnen konden komen dan maar.
Dylan knikte en we liepen de tent in en lieten het eten vallen, we stonden klaar voor aanval. Ik bukte omdat er iets werd gegooid vanaf de andere kant van de tent. Alleen waren dit niet de personen die Dylan had beschreven, er was geen blond meisje en een nog dommere jongen. Nee dit was iemand die ik niet kende, ze zag er dan misschien wel een beetje arrogant uit. Ze had vuurrood haar en ze was alleen, misschien had die domme jongen zijn vriendin vervangen. Ik sprong op haar af en hield mijn hand voor haar mond voordat ze kon schreeuwen. Er verschenen tranen in haar ogen, Dylan deed zijn mes in zijn schede en liep naar me toe.
"Deze ken ik niet,' zei hij. 'Misschien is dit de vervanger van die blonde."
"Zoiets dacht ik ook al," ik beet op mijn lip. "Haar kan ik niets doen, ik wil alleen die twee die Bente martelden, niemand meer of minder."
'Mee eens," zei hij twijfelend, "Alleen haar meenemen is ook niet bijzonder slim."
"Lynn?!"
Heeeii,
Okay, first things first. Dit is een update waar jullie echt te lang hebben moeten wachten. :$
Kim heeft zelfs nog geholpen omdat ik zo sloom was, jaja oeps.
Hope you liked it anyway
'x.
Cathy
JE LEEST
Survive
Science FictionLynn Masters.Positief. 'Lynn Masters...' Ik open mijn ogen. 'Positief.' Het komt nog niet aan, maar er gaat meteen een rilling door mijn lijf. Ik schreeuw, ik gil, ik wil rennen, maar ik zit vast aan de witte stoel. Dan valt alles onder me weg. Toen...