05

110 18 23
                                    

Hoofdstuk 5:

skotádi

Er klopte iets niet.

De straten van Fides waren, zoals gewoonlijk, leeg terwijl de regendruppels onophoudelijk uit de donkere hemel neerklaterden. Haar gitzwarte ogen waren op de grond gericht, de regenplassen aandachtig bestuderend, alsof die haar iets konden vertellen.

Wederom keek Skotádi omhoog, haar huid onaangetast door de giftige regendruppels — iets waar Erebus ooit voor had gezorgd. Hoewel ze het haatte om toe te geven, had Hemera wel gelijk gehad; dit was een straf voor de mensen die hier woonden, en ondanks alles het beste van hun levens probeerden te maken.

Ze wist dat ze zich over een klein uurtje terug moest keren naar Erebus, die momenteel zijn zus Hemera op zijn dak had in verband met de aanhoudende regen. En God, wat kon Skotádi zich ergeren aan haar.

Iets wat ze dan ook niet bepaald onder stoelen of banken stak.

Haar ogen vernauwden zich, terwijl ze weer om zich heen keek, en trok haar kap weer op. Het gevoel dat er iets niet klopte hier, werd met elk moment wat passeerde alleen maar sterker. Als ze nu snel kon uitvinden wat het was, kon ze direct naar Erebus gaan en er een melding van maken.

'H-help. . .' Skotádi fronste; had ze dat nou goed gehoord?

Snel zette ze het op een lopen, zoekend naar waar de uiterst zwakke stem vandaan kwam. Het was dichtbij, dat was iets waar Skotádi zeker van was, maar waar kwam het vandaan?

De straten waren uitgestorven, en in de huizen brandden gewoon licht. Ze kon ook horen dat de mensen die gewoon thuis waren, bezig waren met hun dagelijkse routine — dus de stem kon niet daar vandaan komen.

Weer hoorde ze de stem om hulp roepen, gevolgd door een hoestbui en een kreetje van pijn. 'Alsjeblieft. . .'

Skotádi begon nu lichtelijk in paniek te raken, en dwong zichzelf wat sneller te lopen. Het getik van haar hakken op de stoeptegels en de aanhoudende regen werden naar de achtergrond verdrongen, terwijl ze met een bonzend hart om zich heen bleef kijken, hopend degene te vinden die om hulp riep.

Uiteindelijk viel haar oog op een donker steegje, waar ze een uitgestoken arm op de grond spotte. Snel haastte Skotádi zich daarheen, en toen ze het hoekje om wilde gaan, werd ze abrupt gestopt door het aanblik van een meisje wat nagenoeg bewusteloos op de grond lag.

Ze vloekte en liet zich op de grond vallen, het meisje onderzoekend. Meer dan een shirt met korte mouwen, en een spijkerbroek had ze niet aan, wat betekende dat het vergif vrij spel heeft gehad. Haar gezicht, hals, armen en voeten waren bijna compleet erdoor aangetast, en Skotádi vroeg zich af wat het meisje had bezield om zo naar buiten te gaan.

Hoe moest ze dit nu precies aanpakken? Moest ze haar laten liggen? Haar meenemen?

Skotádi wist het niet, maar veel tijd om te kunnen bedenken wat ze wel moest doen, had ze niet. Het meisje zou zo nog kunnen sterven aan de gevolgen hieraan —

Wacht eens even. . .

Skotádi fronste, en kwam weer overeind. Ze zou het meisje gewoon meenemen, en haar proberen te redden.  Daarna zou ze wel met Erebus bespreken hoe ze het vandaaruit het beste konden aanpakken. Zwijgend trok ze haar donkerpaarse cape van haar schouders, en gebruikte het om het bewusteloze meisje ermee te bedekken. 

Sacrifice - NLWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu