09

85 14 18
                                    

Hoofdstuk 9;

nepheus

'Laat me raden; je gelooft nog steeds niet dat wij, wat de normale Stervelingen, 'bovennatuurlijk' zijn?'

Het meisje, Aurora, schudde haar hoofd resoluut, en Nepheus zuchtte. 'Nee. Laat mij nu eens raden?'

'Ga je gang,' zei Nepheus, een flauwe glimlach op zijn gezicht terwijl hij Aurora bestudeerde; hij had haar - na veel gezeur en bijval van Eres - zover gekregen dat ze zichzelf liet behandelen aan de wonden die ze was opgelopen van de regen, waardoor ze nu een stuk sneller heelden dan eerst. Enkele wondjes waren al gereduceerd tot vage littekens, die ooit misschien wel helemaal zouden verdwijnen.

Eres was echter van mening dat de littekens al verdwenen hadden kunnen zijn, als het haar toegestaan was om gewoon magie te gebruiken. Skotádi was er echter op tegen geweest, omdat ze Aurora geen hartstilstand wilde bezorgen door haar bloot te stellen aan magie - iets wat Stervelingen nooit hebben mogen meemaken.

Nepheus had daar echter maling aan gehad, en probeerde haar ervan te overtuigen dat magie wel degelijk bestond, dat Eres haar littekens met een knip van haar vingers kon laten verdwijnen en dat Erebus wel degelijk een God was, die bovendien alles behalve blij zou zijn met het feit dat ze slecht sprak over het geloof.

'Je bent nog steeds niet van plan mij uit te leggen wat er allemaal gaande is,' mopperde Aurora, en hij schudde zijn hoofd.

'Het is niet mijn verhaal om te vertellen,' zei hij, en ze knipperde een paar keer met haar ogen. 'Wat?'

'Dit is de eerste keer dat je eens normaal antwoord geeft,' zei ze. 'Kon je geen grappen meer verzinnen?'

'Ik kan er genoeg voor je verzinnen,' zei Nepheus, en hij schonk Aurora een ondeugende grijns. 'Of je ze op prijs weet te stellen, is weer een ander verhaal.'

'Ik ben het alleen wel een beetje zat om hier opgesloten te zitten. . .' zei ze uiteindelijk, terwijl ze hoofdschuddend zijn opmerking negeerde. 'Het liefst wil ik terug naar huis, naar mijn ouders. Ook al weet ik dat ze problemen gaan veroorzaken om het feit dat ik hun denkwijze niet deel en niet achter hun manier van leven sta. . . ik wist daar tenminste waar ik aan toe was. Hier ben ik mijn leven niet eens zeker.'

'Zo erg is het hier nu ook weer niet,' zei Nepheus. 'Je hebt nog niets gezien - je weet nog van niets. Het is te weinig om erover te kunnen oordelen.'

'Je maakt me bang,' zei ze nu, terwijl ze Nepheus nu recht in de ogen keek. 'Waarom geef je opeens zo serieus antwoord? Moet ik mij ergens zorgen over maken?'

'Ik probeer je duidelijk te maken dat hetgeen waar jij niet in gelooft, wel degelijk echt is - en dat terwijl ik dat niet eens mag doen. Misschien moet je eens wat minder koppig doen, en je openstellen voor andere dingen.'

'Dit maakt jouw eerdere opmerking nogal tegenstrijdig, vind je ook niet?' vroeg Aurora, terwijl ze een hand door haar haar haalde en hem serieus aankeek. 'Je wilt me niet vertellen waar ik ben, of waarom ik hier überhaupt ben, maar je probeert me zogenaamd wel duidelijk te maken dat alles waar ik in zou moeten geloven wél degelijk bestaat, terwijl ik weet dat alles wetenschappelijk weerlegd kan worden?'

Nepheus zuchtte - Aurora was nog koppiger dan hij had verwacht. Sinds hij die dag was wezen kijken bij haar toen ze maar bleef bonken op de deur, is hij bij haar blijven hangen. Elke dag ging hij kijken hoe het met haar ging, en elke dag raakten ze in een of andere discussie verwikkeld over het leven.

En nu waren ze inmiddels een week verder.

'Ik weet ook niet waar het aan ligt,' zei Nepheus simpelweg, en hij haalde zijn schouders op. 'Het enige wat er nu eigenlijk moet gebeuren, is Skotádi die even langs moet komen. Ik heb jammer genoeg alleen geen flauw idee waar die rondhangt, en dus kan ik niets voor je betekenen op die manier.'

Sacrifice - NLWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu