Hoofdstuk 1

57 31 2
                                    

Ik schrik wakker, met enorme hoofdpijn, kurkdroge lippen en pijn in mijn keel. Er schijnt fel licht in mijn ogen, waardoor ik mijn ogen meteen weer dichtknijp. Ik durf me niet te bewegen, bij iedere beweging voel ik nog meer pijnscheuten in mijn hoofd.

Langzaam open ik mijn ogen, om aan het felle licht te kunnen wennen. Mijn zicht is wazig. Ik wil met mijn handen door mijn ogen wrijven, maar dan pas merk ik dat ik dat niet lukt.

Wacht even... ze zitten vast! Mijn handen zitten aan de zijkanten van het bed, vast geboeid aan riemen. Ik probeer rechtop te gaan zitten. Waar ben ik? Wat is dit voor plek?

De kamer is wit, witte muren, witte vloer. De lakens van het bed waar ik in lig zijn ook wit, daardoor is het licht in de kamer nog steeds erg fel. De vragen in mijn hoofd blijven alsmaar opstapelen naar meer.

Als het me eindelijk is gelukt om rechtop te kunnen gaan zitten, schrik ik van hetgeen wat ik recht voor me zie. Er hangt een enorme spiegel. De vrouw die ik in de spiegel zie, die lijkt niet eens op mij.

Ze heeft zwart haar, een bleek gezicht met rode kringen rond haar ogen. Ze ziet er zo slecht uit, maar wie is dat? Ze kijkt me vol ongeloof aan, haar mond staat open en ze fronst.

Ik kijk geschrokken rond en tot mijn aller grootste verbazing doet de vrouw in de spiegel precies hetzelfde. Mijn hart stopt bijna als ik merk dat ik mezelf zie, recht voor me in die grote spiegel. Wat zie ik eruit! Wat is er met me gebeurt?

Sinds wanneer ben ik zo bleek? En heb ik zwarte haren? Waar ben ik? Door de paniek trek ik aan de riemen, maar ze schieten niet los. Ik hap naar adem, de paniek in deze ruimte stijgt, hierdoor breekt het zweet me uit. 'Hallo?!' Schreeuw ik met mijn droge keel, zo hard als ik maar kan. Ik hoor mijn stem nog een paar keer terug in de echo.

Ik voel de tranen verspreiden in mijn ogen. Wat is dit voor ziekelijke grap?! 'Kan iemand me horen! Laat me los!' Aan de andere kant van de ruimte, hoor ik een krakend, piepend geluid. Een aantal keren achter elkaar. Alsof er een slot van een zware duur word geopend.

Er gaat van alles in mijn hoofd om. Ben ik ontvoerd? Of ben ik gewoon thuis? Misschien is dit wel een droom en ga ik er ieder moment van ontwaken. Door de angst kruip ik helemaal naar achter tot ik mijn rug in de rugleuning van het bed voel drukken.

Ik hou mijn adem vol spanning in. God mag weten wie er dadelijk in de deuropening staat.

Er komen meerdere mensen naar binnen. Twee mannen, beide een witte lange jas dragen, ze zijn erg groot, en breed. Een andere man, gekleed in normale, nette kleding. En een vrouw, zij heeft ook een witte jas aan. De vrouw loopt voorop. Ze heeft een vriendelijk gezicht, maar kijkt me erg ongerust aan. Ze is jong en ze ziet er zo net uit. Zo zie ik er nou nooit uit.

'Wie zijn jullie? Waar ben ik?' Vraag ik gespannen. Ik volg iedere beweging die ze maken zodat ik niet voor verassingen kom te staan. Dat heb ik geleerd van iemand, maar ik weet niet meer van wie. Ik probeer mijn ademhaling onder controle te houden, door de enorm hoge hartslag is dat bijna onmogelijk. 'Laat me los!' Ik trek hard aan de riem en voel het leer van de boeien in mijn beide polsen snijden.

'Skye..' Begint de zuster rustig. Ik heb niet genoeg geduld om haar uit te laten praten.

'Hoe weet jij wie ik ben?'

'Rustig maar.' Ze legt haar hand op mijn bovenbeen. Ik wil mijn been wegtrekken, maar ik verstijf. 'Kun je je iets herinneren?' Haar stem is rustgevend, haar hand op mijn bovenbeen ook. Haar accent klinkt niet Amerikaans, eerder Brits, misschien zelfs Schots.

'Nee.'

'Weet je waar je bent?'

'Nee.'

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Dec 06, 2018 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

RUNWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu