De verassing

23 2 1
                                    

Onder de les had ik bedacht hoe ik het aan Isa zou gaan vertellen, nou ja vertellen ik zou het haar laten zien. Ik zou haar bij haar lokaal opwachten en zeggen dat ik een verassing had voor haar.

En zo stond ik om 3 uur voor lokaal 165. Op de gang was het eng stil. Maar tussen de lessen door zat iedereen of op het plein, in de kantine of bij de kluisjes of ze zaten in de les. Maar ik wel, want ik stond te wachten tot de bel ging en Isa naar buiten kwam.

Triiiing! De bel ging en plots ging de stilte over in een enorme herrie. Deuren werden open gesmeten en leerlingen stroomden de gang in. Plots was het van een lege gang een hele drukke gang geworden. Toen sloeg ook de der van het lokaal van Isa open. Het was zo druk dat ik het niet goed kon zien. Ik werd aan de kant geduwd door een grote jongen. 'Aan de kant, brugpieper!' zei hij. Gelukkig liep hij toen door. Ik ging op mijn tenen staan en ik keek de gang in. Ik zag Isa echt nergens. Ik liep naar het lokaal en keek naar binnen. 'Wat is er Zoë?' mevrouw Van Stolen keek me vanachter haar bureau aan. 'Ik zoek Isa weet u waar ze naartoe is?' 'Nee sorry, Zoë ze is net het lokaal uitgelopen maar ik weet niet waar naar toe.' Ik bedankte haar en liep snel het lokaal uit. Ik liep de gang uit, de hal door en daarna snel door naar de kluisjes. Ik griste mijn boeken uit mijn kluisje en rende zowat naar buiten. Buiten zag ik Isa net nog de hoek omgaan. Isaaa! riep ik nog maar ze hoorde me al niet meer. Daarom pakte ik snel mijn fiets en begon hard te rijden om Isa nog in te kunnen halen. Yes! Daar was ze. Aan het eind van de straat zag ik Isa rijden. Weer riep ik haar naam. Ze kerk om. Ik zwaaide naar haar en ze stopte. Snel reed ik naar haar toe. 'Hé Zoë wat is er?' vroeg ze. Ik heb je iets heel cools te vertellen zei ik. Zullen we naar mijn huis toe gaan dan zal ik het vertellen. Oké is goed.

'Wat moet ik nou?'Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu