Het was rustig in het centrum van Amsterdam. Het was pas 6 uur in de morgen en de winkels waren nog lang niet open. Iets buiten het centrum lag Simon nog in zijn bed. Hij had een rare droom gehad. Hij droomde dat hij op een leeuw zat en met slangen kon praten. Ook kon hij rare monsters oproepen en goden doden met een knip van zijn vingers. Hij werd badend in zijn zweet wakker. Hij stond op en dacht terug aan de rare droom. Hij wist dat het niet echt was, dat hadden zijn vader en moeder al vaak genoeg gezegd. Hij trok zijn kleren aan. Het waren simpele kleren voor als je in Amsterdam woonde. Een blauwe spijkerbroek en een rode trui met een blauwe haai op de voorkant. Hij liep via de overloop naar de badkamer. De badkamer was wit met een bad aan de ene kant en een wastafel met een grote spiegel aan de andere kant. Hij bekeek zichzelf in de spiegel en pakte de tube met gel. Zijn haren zaten helemaal in de war en hij maakte een kuif naar rechts. Zijn moeder riep al van de begane grond naar boven. 'Simon! Kom naar beneden je moet naar school!' Simon keek nog één keer in de spiegel en rende toen de houten trap af naar de keuken. Zijn boterham met kaas en ham lag al klaar op een bord en hij ging meteen zitten om de boterham in sneltreinvaart weg te werken. De boterham was nog niet helemaal weg toen hij een kauwgom pakte en zijn oranje jas aandeed. Zijn broertje was al vertrokken en zijn vader al naar het werk. Zijn moeder had vrij en liep steeds achter hem aan om hem nog op tijd op school te krijgen. Toen Simon naar de deur liep riep zijn moeder nog één keer naar hem. 'Waarom moet je altijd zo laat zijn. Daan komt altijd op tijd op school. Neem eens een voorbeeld aan hem.' Simon keek geïrriteerd naar zijn moeder en gooide de garagedeur dicht toen hij naar buiten liep. Hij passeerde de voordeur waar het naambordje ophing. Het was een beetje oud, maar je kon de namen nog net onderscheiden van de rest. 'Hier wonen Cerile, Gerard, Simon en Daan.' De achternaam was niet meer te lezen. Simon fietste op zijn gemak door de straten in hun wijk en keek op zijn horloge. Het was onderhand al tien voor negen. Hij was toch al te laat voor zijn eerste les. Eenmaal aangekomen op school zette hij zijn fiets rustig in het daarvoor bestemde rek en liep hij de school in. Als eerste had hij Frans. Hij liep de conciërge tegenmoet en zag dat hij niet al te blij keek. De conciërge wenkte hem om mee te lopen en Simon liep rustig achter de conciërge aan naar zijn kantoortje. Hij ging tegenover de conciërge aan de houten tafel zitten op een afgedankte stoel en zag dat de conciërge ook zo'n stoel had. 'Simon, ik weet niet hoe ik het moet zeggen maar zo kan het niet langer doorgaan. Als je nog vaker te laat komt zal ik toch een gesprek met je ouders moeten gaan plannen. Je komt al een paar weken vaak te laat op school en je doet er niets aan ondanks dat we je al vaker hebben gewaarschuwd. Simon kijkt de conciërge nu recht aan en denkt aan de keren dat hij al is weggeroepen uit de les en aan de keren dat hij te laat in de les kwam. Hij haalde zijn schouders op en maakte aanstalten om naar de les te gaan. 'Als je nog één keer te laat komt is het zowat gedaan met je op deze school.' Simon schrikt even van deze woorden, maar herstelt zich snel en loopt naar zijn les toe. De les is net afgelopen als hij het klaslokaal bereikt en loopt achter de rest van zijn klas aan naar de kantine. Het maakt Simon niet zoveel uit als hij van school moet. Hij vindt al dat leren toch maar niets en hoopt dat hij ooit nog wordt gered uit deze nachtmerrie. Als hij in de kantine op een stoel gaat zitten om zijn boterhammen te eten komt de hele klas ineens om hem heen staan. Ze kijken hem vol verbazing aan en blijven stil totdat Simon zijn boterham opheeft en zijn mond opendoet. 'Wat is er aan de hand? Waarom staan jullie ineens allemaal om me heen?' Er antwoord in eerste instantie niemand. Simon kijkt zijn klasgenoten aan en wil net opstaan als een jongen begint te praten. 'We dachten dat je niet meer zou komen. De conciërge heeft al vaker tegen ons gezegd dat we je moesten proberen te helpen, maar als je niet op school bent kan dat dus niet.' Simon kijkt de jongen raar aan en loopt dan langzaam naar buiten. Eenmaal buiten komt er een meisje uit zijn klas naar hem toegelopen. 'Simon. Waarom kom je niet meer naar school. We hadden wel verwacht dat je zou bijdraaien, maar zo te zien lukt het je niet alleen. We hebben als klas een stappenplan voor je gemaakt om je te helpen op koers te blijven. Ze overhandigt Simon een document waar een aantal regels opstaan en loopt dan weer naar binnen. Simon kijkt naar het document en propt het daarna in zijn tas. Hij weet zelf ook wel dat hij het beter moet gaan doen, maar wat hij ook probeert het lukt hem niet. Als hij zijn wekker een kwartier eerder zet gaat hij niet af. Als hij zijn huiswerk netjes maakt en zonder kreukels in zijn tas duwt is het de dag erna verdwenen. Hij kijkt naar de klok en ziet dat de volgende les bijna begint. Hij loopt naar binnen en zoekt het klaslokaal op. De dag verloopt goed en er gebeurt niets raars meer totdat hij op het einde van de dag weer naar de fietsenstalling loopt om zijn fiets te pakken. Hij stapt op de fiets en gaat fietsen. Na een paar straten ziet hij pas dat er woorden op zijn stuur zijn gekrast. De woorden zien er perfect uit en diegene die ze gekrast heeft is zo te zien niet één keer uitgeschoten. Hij leest wat er staat. 'Het zal niet lang meer duren'. Hij vraagt zich af wie dit zou hebben kunnen doen als hij zijn eigen straat al heeft bereikt. Hij zet zijn fiets in de garage en loopt de keuken in als hij pas merkt dat zijn vader ook thuis zit, naast zijn moeder die hem allebei heel streng aankijken. Simon pakt zich wat te drinken en een koekje en gaat tegenover zijn ouders zitten. Zijn ouders blijven hem streng aankijken terwijl hij eet en drinkt. Zijn vader begint te praten. 'Ik heb vandaag en morgen vrijgenomen van het werk.' Simon kijkt hem aan, maar reageert verder helemaal niet. Dan kijkt zijn moeder hem aan. 'We gaan morgen met het hele gezin er even tussenuit. We gaan naar Artis. Simon kijkt raar op als haar moeder zegt dat ze morgen iets leuks gaan doen. Simon weet dat ze de waarheid spreken want ze kijken zeer serieus naar hem. Daan komt net naar beneden en kijkt ongelovig naar Simon. 'Waarom ben je niet blij. We gaan naar een dierentuin, normaal zou je dat leuk vinden.' Simon haalt zijn schouders op en kijkt uitdrukkingsloos naar zijn broertje. Simon realiseerde zich net dat zijn leven niet veel voorstelt. Hij mag straks niet meer naar school en nu gaan ze iets leuks doen. Hij vindt dat het wel heel erg slecht is getimed. Hij staat op en loopt naar zijn kamer, kijkt door het raam naar de tuinen van de buren en gaat dan maar op bed liggen. Na een uur valt hij in slaap. De volgende dag wordt hij al vroeg wakker. De wekker ging dit keer wel goed af. Vreemd. Simon kleedde zich aan en liep langzaam en waakzaam de trap af. Het was alsof hij bang was dat er toch nog iets was waardoor het niet goed zou gaan. Eenmaal beneden was hij gerustgesteld en at hij tevreden zijn boterham op. Daan en zijn ouders waren al klaar om te vertrekken toen Simon zijn vest aandeed. Hij stapte in de auto en ze vertrokken naar Artis. Het duurde een half uur voordat ze door de ochtendspits van Amsterdam heen waren. De parkeerplaats stond al goed vol en ze moesten op de parkeerplaats aan de andere kant van de weg parkeren. Ze stapten uit de auto en liepen naar het stoplicht. Even later stopte er nog een auto op de parkeerplaats. Het was een oude wagen die bijna uit elkaar leek te vallen. De auto veerde op toen er een oudere man uitstapte. Hij had een punthoed op en een kleed aan waar verschillende rare tekens opstonden. Simon en zijn gezin waren net aan de andere kant van de weg toen de oudere man bij het stoplicht stond. Simon liep naast Daan, met hun ouders voor hen, naar de ingang. De rare man liep een paar meter achter hun en ging bij de kassa naast hun staan. Simon bekeek de man een paar keer voorzichtig en stopte toen de man één keer terugkeek. Simon schrok ervan en liep langzaam achter zijn ouders aan het park in. De man in de rare kleren keek hen nog na en had niet in de gaten dat hij al aan de beurt was. Hij gaf een paar briefjes van 100 euro, pakte het kaartje aan en liep zonder het wisselgeld aan te nemen het park in. De mensen bij de kassa keken hem al raar aan, maar nu nog raarder. Er is nog nooit iemand geweest die 100 euro wisselgeld heeft laten liggen. De man loopt naar het pad dat naar de Jaguars leidt. Simon zit op een bankje gefascineerd naar de jaguars te kijken als de rare man de hoek om komt gelopen. Simons aandacht gaat nu naar de man die bij een ander raam naar de Jaguars kijkt voordat hij langs ze loopt. De rare tekens leiden iedereen af en de Jaguars grommen als de man langs de rij ramen loopt. De man geeft ze gunt ze gewen blik en blijft naar het reptielenhuis lopen. Als de man de deur van het reptielenhuis dicht doet kijkt iedereen weer naar de Jaguars. Na de jaguars staat bij Simon ook het reptielenhuis op de planning. Ze lopen geamuseerd het reptielenhuis binnen. De rare man staat in het midden bij een grote boom. Hij kijkt naar de vele reptielen die in hun hokken zitten. Als Simon een dierenverzorger ziet hoort hij hem mompelen dat de reptielen vandaag wel erg actief zijn. Simon kijkt naar de hagedissen die wild heen en weer rennen en niet rusten om te zonnen. Simon loopt naar zijn favoriete afdeling van het reptielenhuis, namelijk de slangen. De meeste slangen kijken op als hij langsloopt. Hij blijft bij de gele anaconda staan. De grote slang ligt rusteloos in het water en kronkelt in het rond om zo en dan het land weer op te kruipen. Als de slang Simon opmerkt blijft hij tegen het glas aan duwen. Het lijkt wel of hij Simon wil aanvallen. De rare man loopt ook naar de slangen en blijft op een afstandje staan als hij naar de gele anaconda staart. Hij mompelt niet meer, maar let goed op de interactie tussen Simon en de slang. Simon krijgt ineens de drang om de slang te begroetten. Hij doet zijn mond open maar er komen geen woorden uit. Alleen een rare sisklank die de aandacht van de slang weer trekt. Simon schrikt zo erg van het geluid dat uit zijn keel komt dat hij achterovervalt. Hij wordt net op tijd opgevangen door de rare man. 'Bedankt voor het opvangen meneer.' 'Geen dank jongen.' De man loopt naar het volgende hok waar weer een andere slang inzit. Simon kijkt nogmaals naar de gele anaconda. De slang kronkelt nu omhoog en begint te sissen. Iedereen hoort een gesis, maar omdat er veel slangen zijn maken de mensen zich er niet druk om. Simon hoort het gesis niet. Hij hoort een slang die met hem praat in een taal die hij begrijpt. 'Hallo Simon. We wisten dat je ooit een s zou komen. Het heeft zo moeten zijn. Ik voel me vereert dat je je krachten bij mij als eerste uitvoert. Er gaan veel verhalen de ronde. Ze zeggen dat je de beste ter wereld zou worden als je eenmaal getraind bent.' Simon kijkt verbijsterd naar de slang en wordt ineens bij zijn schouders vastgepakt. Het is zijn vader die hem naar buiten sleurt. 'Wat was je in godsnaam aan het doen?' Simon kijkt zijn vader raar aan. 'Ik heb nog nooit een mens zo'n klanken horen maken. Dat je het niet goed doet op school is één ding, maar dat je ook nog met slangen probeert te communiceren is zorgwekkend.' Simon kijkt zijn vader bezorgd aan en dacht aan de klanken die uit zijn mond kwamen toen hij de slang wou begroeten. Simon ziet de rare man in zijn ooghoek ook het reptielenhuis uitlopen. De man kijkt naar Simon en geeft hem een bemoedigende knipoog. Daarna loopt hij richting de uitgang. Simon loopt de rest van de dag achter zijn vader, moeder en broertje Daan aan. Op het einde van de dag lopen ze nog een keer langs de jaguars en ook die lopen achter Simon aan. Als ze bij het hek aankomen grommen de jaguars een paar keer en lopen ze weer naar hun schuilplaatsen. Simon kijkt raar naar de jaguars en moet nog steeds denken aan de slang die met hem communiceerden. Als ze Artis uitwandelen en de weg weer hebben overgestoken ziet Simon dat de oude auto van de rare man er nog steeds staat. De man zelf is nergens te bekennen. Ze stappen in de auto en rijden door de spits weer langzaam naar huis. Eenmaal thuisgekomen gaat Simon naar zijn kamer en blijft daar de hele dag. Hij denkt aan de rare dingen die vandaag zijn gebeurd en vraagt zich af wie die rare man was. Simon slaapt die nacht slecht en denkt steeds aan de man en hoe de slang tegen hem gepraat had. Als zijn moeder hem de volgende dag weer wakker maakt om naar school te gaan hoort hij dat hij heeft zitten praten in zijn slaap. Hij zei de hele tijd rare namen en schreeuwde dat ze weg moesten gaan. Simon verklaart het door te zeggen dat hij een rare nachtmerrie had. Als hij beneden is kijkt zijn gezin hem bezorgd aan. 'Wat is er aan de hand?' Zijn vader antwoordt. 'We denken dat het niet meer helemaal goed met je gaat. Dat school je teveel wordt.' Simon kijkt zijn vader boos aan. Hij gaat zitten en smeert driftig zijn boterham. Dan gaat zijn vader weer verder. 'Ook heeft de buurman een brief achtergelaten. Er staat in dat Andrew veel last van je heeft op school. Peter vond dat niet normaal meer en heeft dat aan de directeur moeten melden.' Simon keek verward naar zijn vader en moeder, die nu ook was gaan zitten. 'Maar ik ben toch nog niet geschorst? Of wel?' Zijn moeder keek hem aan met tranen in haar ogen. 'We hebben vandaag een gesprek met de directeur over jouw prestaties op school.' Simon kijkt terneergeslagen naar de vloer en loopt gedeprimeerd naar school. Als hij eenmaal in de klas zit komt Andrew met zijn vrienden naar hem toegelopen. 'Heb je de brief van mijn vader al gelezen?' Simon reageert niet. Alle klasgenoten kijken nu in hun richting. Andrew gaat verder. 'Ik kan niet geloven dat je vandaag nog mocht komen. En denk maar niet dat dat lelijke broertje van jou nog lang op school zit.' Hij begint te lachen en zijn vrienden nemen de lach over. Simon dacht aan Daan en aan zijn toekomst. Hij vond het niet terecht dat zijn broertje werd gestraft voor de daden die hij gedaan had. Simon stond op en duwde Andrew zacht tegen de borst. 'Zeg nooit meer iets vervelends over Daan als ik in de buurt ben.' Andrew lachte venijnig naar Simon. 'Waarom niet? Ga je me dan slaan? Iedereen weet dat je dat nooit zou doen. Je durft het niet, want als je het doet zal je van school worden getrapt en dat weet je zelf ook wel.' Nu werd Simon echt kwaad. Hij schoof zijn tafel tegen Andrew aan en keek hem boos aan. Hij kookte vanbinnen. 'Zeg nooit meer iets tegen me. Je weet niet tot wat ik in staat ben!' 'Oeh-Oeh, wat ben ik bang.' Zei Andrew op een sarcastische toon. Simon was het zat, tilde de tafel op en gooide hem tegen het gezicht van Andrew aan. Er zat een groot gapend gaat op de plek waar de punt van de tafel Andrew's hoofd had geraakt. Net toen Simon Andrew weer wou slaan ging de deur van het lokaal open. Simon keek al bang naar de deur, maar Andrew had een gemende lach op zijn met tranen en bloed bestrooide gezicht. Maar het was niet de leraar die binnen kwam, maar de rare man die Simon in Artis had gezien. De man keek naar Andrew en Simon, maar liep achteloos naar het bureau. 'Ik ben vandaag jullie leraar.' De klas begon te fluisteren, maar Andrew en Simon stonden nog tegenover elkaar. De man keek hun recht aan en liep naar ze toe. 'Kom jongen, droog je tranen af en maakt het gat niet groter dan het is. Ik denk dat je de volgende keer een beetje beter moet nadenken als je Simons broertje belachelijk maakt.' De man hielp Andrew om de tafel te verschuiven en gaf zijn vrienden de opdracht om met hem naar de eerste hulp te lopen. Toen ze de deur uit waren richtte hij zich op Simon. 'Veeg het bloed van je tafel en zet hem weer recht.' Simon knikte en deed wat de rare man zei. De man liep naar het bord en schreef zijn naam erop. Jan Jansma. De rest van de dag verliep soepel totdat Simon naar huis wou vertrekken. 'Simon blijf jij nog even hier?' Jan Jansma keek hem vrolijk aan. Simon knikte en ging weer op zijn plaats zitten. 'Kom maar even tegenover mij zitten. Als je dat tenminste niet erg vindt?' Simon knikte en ging op de stoel zitten die Jan Jansma voor zijn bureau had neergezet. 'Ik heb gehoord dat het de laatste tijd niet zo goed met je gaat? Klopt dat?' Simon keek somber voor zich uit. 'Ja, dat klopt.' Jan Jansma legde zijn handen op tafel en keek naar de kleine klok die op zijn bureau stond. 'Gebeuren er wel eens rare dingen als jij ergens aanwezig bent?' Simon moest denken aan de dag in Artis. Toen de slang tegen hem praatte en toen de Jaguars met hem meeliepen. Toen moest hij denken aan de dreigementen van Andrew en zijn vader. 'Nee, als u denkt dat ik gestoord bent heeft u het mis.' Simon schokte en had tranen in zijn ogen. 'Dat is ook helemaal niet wat ik bedoel Simon. Ik bedoel dat je kan praten met dieren, of dat je heel sterk wordt als je verdrietig of boos wordt.' Jan Jansma keek recht in de ogen van Simon en wachtte op een antwoord. Simon hoefde hier niet lang voor na te denken. 'Ja, u heeft gelijk. Toen ik in de dierentuin was en u tegenkwam in het reptielenhuis begon de slang tegen mij te praten en de jaguars volgden mij door hun hok.' Jan Jansma knikte bevestigend. 'En toen Andrew gemene dingen over Daan zei werd ik boos en voelde me veel sterker dan normaal.' Simon keek nu recht in de ogen van Jan. 'Waarom heeft u eigenlijk zo'n kleed met rare tekens aan? En waarom vraagt u dit allenmaal?' 'Jan Jansma haalde een boek uit zijn tas en legde het voor Simon neer. De Locatie luidde de naam. 'Wat is dit?' 'Dit, Simon, is de plek waar ik woon. Hier staan alle geheimen en kamers van het gebouw in.' Simon raakte de kaft aan en voelde dat er een vrolijk gevoel door zijn lijf ging. Simon haalde verschrikt zijn hand van de kaft en keek angstig naar het boek. Jan Jansma had hem goed gebestudeerd, maar nu hij zag dat Simon bang begon te worden legde hij het boek op zijn schoot. 'Je mag naar huis Simon. Ik denk dat we genoeg hebben gepraat voor vandaag.' Simon liep snel naar de deur van het lokaal en rende naar huis. Hij was bang geworden van het boek en wilde zo snel mogelijk naar huis om het aan zijn moeder te vertellen.
JE LEEST
De onechte tovenaar
FantasySimon krijgt te horen dat hij een tovenaar is. Maar wat hem niet verteld is is dat hij een fanaat is, hij kan in dieren veranderen. Als klap op de vuurpijl zijn er mensen die hem liever dood als levend zien.