Eenzaam

5 1 1
                                    

Hoofdstuk 3

"Hier ben ik! Kijk nou! Gelukkig heb ik je gevonden en leef je nog!” Lise kijkt niet om dus ren ik naar haar toe, maar als ik haar omdraai vervaagt ze. Ze lost als stof in de lucht op en ik zie haar verderop staan en zie allemaal mannen haar oppakken en haar in een wagen duwen. Ineens beginnen alle huizen om me heen in te storten en alles ontploft. En zie een huis op me af komen.

Ik schrik wakker. Ik probeer de aanval uit mijn hoofd te zetten, maar het lukt niet. Ik kan alleen maar aan iedereen uit het dorp denken. Alle meisjes en vrouwen vermoordden ze niet. Waar zullen die nu zijn? Ik pieker de hele tijd en ik ben bang, zo ontzettend bang, maar ook vreselijk boos. Ik wil dat ik iets kan doen, maar ik weet niet wat.

Ik kijk naar mijn wond aan mijn arm. Hij is weer vies geworden dus ga ik weer naar het riviertje. Ik weet niet hoe ik het moet verzorgen, dus zorg ik maar gewoon dat ik het schoon houdt en hoop dat het geneest. Ik drink wat en ga op zoek naar wat besjes en nootjes. Ik eet de besjes op en bewaar de nootjes nog even. Ik zie weer kippen lopen en ga er deze keer achteraan. Ik ren snel en ben al vlug bij een nest. Ik pak vier eieren en loop dan vlug naar mijn boom. Als ik er bijna ben, zie het rendier weer. Hij staat recht voor me en ik weet niet wat ik moet doen. Even staan we zo, als hij ineens naar me toe begin te rennen. Ik draai me vliegensvlug om en ren voor mijn leven. Ik merk dat ik nog eieren in mijn hand heb en probeer er één te gooien. Hij is helaas mis. Ik zie dat het rendier dichterbij komt. Ik raak in paniek. Wat moet ik nu doen? Ik kan me niet herinneren dat Lise iets over gemuteerde rendieren heeft gezegd. Maar mijn moeder wel! Zij komt van Gatris, en bleef altijd over Gatris vertellen. Over hoe gevaarlijk het is. Dan moest mijn vader uiteraard wel vertellen hoe gevaarlijk Montol is. Toch kwamen we er altijd weer achter dat het beter is dat we in Montol zijn gaan wonen, hier is de natuur niet zo gevaarlijk. Als mijn moeder het over het rendier had, kreeg ik altijd die koude rillingen over mijn rug liepen. Ze vertelde altijd dat de poten heel zwak en breekbaar zijn, maar die zijn zo dun dat ik ze niet kan raken. Ze vertelde ook dat als je ze goed op hun hoofd raakt, ze gedesoriënteerd raken.

Ik pak nog een ei en probeer hem te gooien, en raak hem, maar niet goed genoeg dat hij gedesoriënteerd raakt. Ik zie hij bijna bij me is en ik kan niet helder nadenken. Ik schiet snel de bocht om, zodat ik nog wat tijd win en zie dat hij een klein stukje doorrent en ik ren snel weer door. Ik zie dat hij alweer achter me aan het aanrennen is en ik probeer nog een ei te gooien. Ik mik nu heel goed en gooi heel precies en ik zie dat hij goed raak is. Het rendier wankelt ineens en gaat stil staan. Ik ren zo hard ik kan en kom weer bij de boom aan. Ik klim er snel in en ga weer zitten. Ik ben heel erg aan het hijgen en ben erg uitgeput. Ik snap niet waarom hij mij de hele tijd moet hebben. Ik moet nu altijd goed opletten of ik hem zie, want hij is de grens kennelijk ook over. Wat moet ik nou doen Lise?

Als ik weer uitgehijgd ben en naar beneden durf te komen, klim ik heel voorzichtig naar beneden. Ik zie dat mijn arm weer is gaan bloeden, omdat ik niet voorzichtig genoeg ben geweest. Ik loop weer naar het riviertje, maar kijk nu goed om me heen of ik het rendier weer zie. Als ik bij het riviertje ben aangekomen, zie het er ineens veel viezer uit. Het was eerst zo mooi helder blauw, maar nu lijkt het alsof iemand er door heen is gelopen en er modder in heeft gegooid. Misschien zijn er wel modderkruipers in gekomen. Zou dat zo zijn? Ik zie dat een das naar het riviertje toeloopt en geëlektrocuteerd wordt. Ik schrik heel erg, want nu kan ik niet meer drinken en de wond op mijn arm schoon houden. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik moet wel verder het bos in gaan voor water. Ik wilde later gaan, maar ik begin wel erge dorst te krijgen. Ik kijk om me heen en loop voorzichtig naar het bos. Ik eet een nootje. Ik heb er nu nog maar veertien. Ik moet er voorzichtig mee omgaan, voor het geval dat ik het rendier weer tegen kom.

Ik loop door het bos, heel schichtig om me heen kijkend. Ik wil dat rendier niet nog een keer tegen komen, en als ik hem zie, wil ik snel weg rennen. Daar! Daar is water. Ik ren er heen, helemaal niet voorzichtig meer, maar als ik met mijn voeten in het water ga, merk ik dat er helemaal geen water is. Ik sta met mijn voeten in de bladeren. Zou het door de dorst en warmte komen? Heel teleurgesteld doe ik mijn schoenen weer aan, nou ja schoenen? Er is niet veel meer van over, dus trek ik ze maar uit. Hoe lang moet ik hier leven? Ik moet even wennen, want ik draag altijd schoenen. Ik houd mijn schoenen in mijn hand, voor het geval ze van pas kunnen komen. Ik loop weer verder.

Ik kijk om me heen, maar ik zie nergens water. Ik raak steeds meer gewend aan het feit dat ik geen schoenen draag. Het is eigenlijk niet zo erg. Ik gooi ze neer en ik leg er bladeren overheen, om nog een herinnering van Turnel te verstoppen. Ik loop verder, goed om me heen kijkend, of ik het rendier zie, als ik vreselijk schrik. Ik schiet een eind opzij en er ontsnapt een gil uit mijn mond. Ik kijk snel om me heen of niemand dat gehoord heeft. Er ligt een dood rendier naast me. Ik loop er heel rustig naar toe. Ik zie dat het nog niet lang dood is, want het stinkt niet echt. Als ik goed kijk zie ik dat het een gemuteerd rendier is. Ik zie namelijk dat het een scherp gewei heeft. Er lopen rillingen over mijn rug. Hier heb ik de hele tijd voor weggerend namelijk en nu sta ik erbij alsof het niks is. Ik kijk of ik wat kan gebruiken van het dier, maar ik kan geen vuur maken voor het vlees en ik weet niet zeker hoe oud het is, en misschien is er wel wat mis met het vlees, omdat het gemuteerd is. Ook weet ik niet hoe ik zijn vacht kan gebruiken. Ik loop alweer verder, als ik bedenk dat ik het gewei kan gebruiken. Ik ren er weer terug heen, en zoek een steen. Als ik er eindelijk één gevonden heb loop ik naar het rendier. Ik kijk welk stuk het best is, en begin zachtjes te tikken. Als ik merk dat het niet werkt, ga ik wat harder slaan. Uiteindelijk breekt er een mooi stuk af. Het is niet helemaal recht, maar het is goed genoeg. Ik zoek er een stok bij, maar ik heb geen touw. Ik zie een soort lianen hangen. Ik pak er één en bind hem om het stuk gewei en de stok. Ik zie dat het niet genoeg is en ik pak nog meer stukken erbij. Het ziet er niet heel mooi uit, maar het is op zich wel stevig. Ik voel zachtjes aan de punt en voel nu hoe scherp dat eigenlijk is. Ik ben blij dat het rendier me niet te pakken heeft gekregen, want dan was ik er geweest. Ik probeer hem te gooien, maar het lukt niet echt. Ik ben niet echt een natuurtalent in vechten. Hij valt een paar meter voor me naar beneden. Ik heb nu gelukkig wel iets om me mee te verdedigen tegen het rendier, dat stelt me wel een beetje gerust. Ik loop weer door op zoek naar water. Het is erg warm en begin een beetje te zweten. Wat zou Lise nu gedaan hebben? Waarschijnlijk zat ze nu bij een vuurtje lekker te eten en ze zou vast wel heel veel drinken hebben. Ik probeer nog eens te gooien met mijn speer, maar het lukt nog steeds niet echt.

Ik begin nu hele erge honger en dorst te krijgen, dus eet ik al mijn nootjes op. Ik heb nog steeds wel honger, maar wel wat minder. Ik moet wat meer eten zoeken. Ik zie overal appels hangen, maar ze hangen te hoog. Ik kan proberen om ze te pakken met mijn speer. Ik probeer een keer te gooien. Hij is niet eens in de buurt. Ik probeer om in de boom te klimmen, maar de takken breken al af als ik alleen met mijn arm erop leun. Ik moet ze dus wel pakken met mijn speer. Ik gooi nog een keer, maar nog steeds niet raak, en zo gaat het wel even door. Ik denk dat ik iets van driekwartier bezig ben, als er eindelijk een appel naar beneden valt. Ik ben zo blij, dat ik ernaar toe ren en hem gelijk opeet. Ik wil er graag meer dus gooi ik nog een paar keer, als er twee naar beneden vallen. Ik bewaar de ene en de ander eet ik op. Ik zoek nog wat nootjes en loop dan weer door. Ik voel me nu wel zekerder door mijn speer, dus loop ik nu wat sneller door, maar ik kan nergens water vinden. Ik zie ook nog wat aardbeien, maar ik weet niet zeker of ik ze kan eten, want vaak kun je wilde aardbeien niet eten, ook niet in Montol. De meeste appels kan je hier wel eten, en ze zagen er ook niet giftig uit.

Ik begin nu echt te hijgen, want ik krijg geen water binnen en ik heb enorme dorst. Ik zie dat het al een beetje donker begint te worden, en daar ben ik wel blij mee, want dat betekent dat het ook af zal koelen.

Ik loop nog een stuk door totdat ik een boom vind waar ik in kan klimmen. Als ik bij de boom aankom, zie ik er ineens drie van en overal waar ik kijk zie ik wolven en als ze hun bek open trekken kruipen er slangen uit. Ik weet niet wat ik zie en ik klim zo snel ik kan in de boom, maar het lukt niet echt. Als ik uit de boom val, val ik tussen alle slangen, maar ik voel geen beet. Ik zie een slang naast me en pak hem vast. Hij valt gewoon uit elkaar als stof. Ik schop alle wolven en ze vervagen allemaal. Maar ik zie nog steeds drie bomen. Ik voel aan alle drie en twee vervagen. Ik pak de goede en klim omhoog. Ik ga goed zitten en sluit mijn ogen, maar dan zie ik de slangen en wolven van net weer. Was dat gewoon een illusie? Ik weet niet wat het was, maar het was erg beangstigend. Ik probeer wakker te blijven, maar na ongeveer twee en een half uur val ik toch in slaap.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Sep 21, 2014 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Het verhaal van Darissa BonnetWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu