Een vogeltje, een piepklein vogeltje. Hij wist niet waarom hij iets deed, maar toch opende hij zijn snaveltje naar de wereld, schreeuwde: 'Kijk, hier ben ik dan! Laat me het zien!'
Maar de wereld antwoordde niet; zijn lokroep werd niet gehoord.
Toch spreidde het vogeltje, het piepkleine zwarte vogeltje, zijn vleugels, vleugels met een spanwijdte die menig vogel jaloers maakte.
En het zwarte vogeltje sprong.
Hij fladderde wild, klapwiekte tegen de wind in, snaveltje wijd open naar de wereld om hem heen. Hij ontweek een boom, draaide weg voor een vallend blad, en langzaam, tergend langzaam, klom hij omhoog.
Het piepkleine vogeltje won hoogte.
'Kijk, kijk dan!' Hij klapwiekte nog wilder, rijzend naar de blauwe lucht. 'Kijk, hier ben ik dan! Laat me het zien!'
Het bos bleef stil.
Het vogeltje, het raafzwarte vogeltje, kon niet fronsen. Maar toch keek het moeilijk. 'Kijk, kijk dan!', herhaalde hij, buiten adem van zijn ongecoördineerde geflap. 'Kijk, hier ben ik dan! Laat me het zien!'
Opeens voelde hij iets branden in zijn borstje, en hij wierp een angstige blik over zijn schouder, in de richting van de zon. Verblind stopte hij met klapwieken, en buitelde in een bundeltje vleugels en snavel naar beneden, als een vallende ster op de aarde af.
Een pikzwarte vallende ster, welteverstaan.
Kijk, dacht hij, hier ben ik dan! Waarom laat je het me niet zien?
Maar hij werd genegeerd, net zoals dat al zijn hele leven ging. Een roofvogel boorde zijn ellelange klauwen in de schouders van het vogeltje, het piepkleine vogeltje.
'Wat is er, jongeling?', snauwde het smalend. 'Nog nooit de dood gezien?'
YOU ARE READING
Piepklein Vogeltje
Short StoryEen vogeltje, een piepklein vogeltje. Hij wist niet waarom hij iets deed, maar toch opende hij zijn snaveltje naar de wereld, schreeuwde: 'Kijk, hier ben ik dan! Laat me het zien!' En het zwarte vogeltje sprong.