‘Kathy! Wees eens stil!’ riep hij uit.
Hij wurmde zich uit de boom waar hij in beland was en rukte de rieten mand, de twee tassen en Kathy uit de brandnetels. Hij zag dat Tatius Lara de boom uithielp.
‘Wat was mijn achternaam ook al weer?’
‘Dat weet ik toch niet. Laar! Waarom ben jij niet in de brandnetels terecht gekomen?’ zeurde Kathy
Josef zuchtte.
‘Ik kan echt niemand bedenken die zo gek is om met jou de rest van z’n leven te willen delen.’
‘Hou je mond want straks moet je dat zelf doen.’
‘Alsjeblieft niet zeg. Eerst moeten die twee tortelduiven daar nog worden verbonden.’ Hij knikte naar Tatius en Lara, die nu naar hen toe liepen.
‘Hallo?’
Josef draaide zich om naar een meisje van negen jaar of ouder.
‘Hallo. Wie ben jij?’
‘Ik ben Sophia Smits. Wie ben jij?’
‘Josef uhm Visconti di Modrone. Ik kom uit Venetië.’
‘Sophia Smits? Zijn wij familie? Kom jij van uit de buurt?’
‘Ik woon in Son en Breugel, maar de dichtstbijzijnde bakker is hier in Best.’
‘Mijn naam is Katerina Smits.’
‘Ben jij mijn nicht, de dochter van de pastor?’
‘Ja, dat klopt.’ zei Lara snel.
Het meisje keek nieuwsgierig naar Lara, die zich snel voorstelde. Het meisje lachtte en wenkte hen mee.
‘Meneer de pastor heeft veel voor jullie gebeden en gezocht. Hij dacht dat hij jullie voor altijd kwijt zou zijn toen mevrouw de pastor jullie de sloot in had gegooid.’
‘Is hij niet kwaad op ons?’
‘Natuurlijk niet. Maar hij heeft wel vele keren gezegd dat hij graag wou dat jullie de wereld zouden verkennen voordat jullie je bonden aan een huwelijk. Meneer de pastor! Kijk eens wie ik heb meegebracht!’
Sophia rende naar een oud, gebogen mannetje met bijna geen haar die op het kerkhof aan het bidden was. Hij draaide zich om, en viel haast flauw toen hij Kathy en Lara zag. Tatius sprong hem nog net op tijd te hulp.
‘Katerina? Lara? Jullie leven!’
‘Zoals je ziet.’ merkte Kathy op.
‘Oh, fantastisch! Wie zijn de jongemannen die jullie mee hebben genomen.’
‘Dit is mijn verloofde, vader, Josef Visconti di Modrone. Hij komt uit Venetië, Italië.’
‘Oh heugelijk, heugelijk. Hebben jullie de wereld al gezien?’
‘We zijn al naar België en Frankrijk geweest.’
‘Dat is jammer, ik had altijd gehoopt dat jullie de wereld zouden zien. Maar laten we naar binnen gaan. Sophia, zeg tegen de bakker dat hij een goede maaltijd voor mijn dochters moet brengen!’
Ze liepen het kleine schuurtje binnen dat naast de kerk stond, en gingen er naar binnen. Meneer de pastor schonk melk in en zette borden op tafel. Sophia kwam binnen met een klein pannetje pap en een brood. Ze zette het op tafel en gaf ieder er wat van.
‘Lara, Lara, wie heb je daar meegenomen?’
‘Dit is Johan, vader. Hij woont in de bossen, waar wij ook de laatste jaren hebben gewoond.’
‘Jullie zijn nu vijftien, is het niet? Hadden jullie nog plannen?’
‘Lara en Johan willen gaan trouwen.’ zei Kathy.
‘Heugelijk, heugelijk! Och, laten we ons meteen klaar maken! Sophia, haal Dirk van de straat, jullie zullen getuige zijn. Lara, meisje, je hebt toch wel een goede jurk? En jij, Katerina?’
‘Josef wil graag bij zijn familie gaan trouwen.’
‘Jullie vertrekken naar Italië! Fantastisch! Gaan jullie met z’n vieren, of met z’n tweeën?’
‘Vieren, vader. We vertrekken morgen.’
‘Goed zo, goed zo! Kom, kom, Sophia, Dirk wij gaan het klaar maken!’
Meneer de pastor, Sophia en Dirk, een jongetje van ongeveer vier jaar oud die onder het vuil zat, vertrokken naar het kerkje.
‘Heeft iemand die mand gezien? Ik hoop dat ze kleren van de juiste tijd erin hebben gestopt.’ zei Kathy.
Josef opende hem en gaf Lara haar pijl en boog aan. Lara nam ze aan en legde ze achter haar, op haar stoel. Toen kwam er een wit met licht roze nachtjapon uit. Hij had roze mouwen en een roze voor stukje. Hij ging recht naar beneden en had alleen rond het stukje tussen de knieën en enkels in nog een roze streep.
‘Och ja, heel logisch. Een zij rits. Heeft ook echt iedereen nu.’ mompelde Kathy.
Lara zuchtte, en verwisselde de jurken. Kathy deed haar ring af en ging ook die van Tatius collecteren. Die was bezig zich in een lichtbruine hemd te wurmen die langer was dan normaal, een paar zwarte laarzen en een bruine riem.
Sophia gaf Lara een roze roos en leidde haar naar het midden van de kerk, waar alleen een paar hoog bejaarden aan het bidden waren. Meneer de pastor stond bij het altar, en Tatius ging naast hem staan.
‘Uhm, meneer Smits?’
‘Zeg het eens zoon.’
‘Ik ben het een beetje verleerd. Mijn ouders hielden altijd privé ontmoetingen op zondag, want ze waren te ziek of moesten voor iemand anders zorgen om naar de kerk te kunnen gaan. Ze zijn al een jaar of tien dood, en sinds niemand anders ons naar de kerk stuurde..’
‘Ah, ik begrijp het. Geen zorgen, volg Lara gewoon. Dirk, luid de klokken!’
Dirk begon aan touwen te trekken en sjorren om er een leuk deuntje uit te krijgen. Het klonk een beetje als vader Jacob, maar daar bestede nu even niemand aandacht aan.
Lara liep in een record tempo naar het altar, en ging naast Tatius en Katrina in staan. Sophia stond helemaal achterin en Josef stond naast Tatius.
‘Zo. Nu begin ik eens even met een onofficieel praatje, want het is wel mijn eigen dochter die hier staat, of niet? God heeft jullie tweeën de kracht gegeven om verliefd te worden, en de kracht om jullie nu in dit huwelijk te verbinden. God heeft jullie samen gebracht om een te worden, een special effect waar ieder hun hele leven naar op zoek gaat. Huwelijk betekent in de meeste gevallen dat de vrouw aan huis gebonden is. Hopelijk, Johan, is dat nu niet het geval want dan zul je nog eens wat aan Lara hebben. Lara Genevieve Maria Smits, beloof je dat je Johan zal steunen in het goede en in het kwade, lief en leed met hem zal delen en hem trouw blijft tot de dood uw scheid?’
‘Dat beloof ik.’
‘Ja, dat wist ik wel.’ mompelde meneer de pastor.
‘Het is Johan Frederik Johannes Maria Egmond.’ fluisterde Josef Tatius toe, die al Tatius wou zeggen.
‘Dank je, Josef.’ knikte meneer de pastor hem toe. Toen verhief hij zijn stem weer en ging hij door.
‘Johan Frederik Johannes Maria Egmond, beloof je dat je Lara zal steunen in het goede en in het kwade, lief en leed met haar zal delen en haar trouw blijft tot de dood uw scheid.’
‘Ja, dat beloof ik.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Vader!’ Siste Kathy hem toe.
‘Goed, goed, goed. Nu een nog belangrijke vraag: Johan, ben jij Katholiek?’
‘Ja meneer Smits.’
‘Prachtig. Vader, zoon, heilige geest, amen. Jullie zijn nu voor Gods ogen officieel Lara en Johan Egmond! Maar voor de wet moet ik eerst nog wat papieren invullen.’
Kathy rolde haar ogen.
‘Nou moeten we eigenlijk nog zestien gebedjes af, maar omdat ik weet dat jij dat uiterst vervelend vind, Lara, slaan we die voor deze ene keer over. Oh, wacht, twee kleine zijn wel van toepassing. Wij danken U, God, voor deze nieuwe morgen; wij danken u voor de rust van de nacht zonder zorgen, voor gezondheid, liefde en vrienden die U ons schenkt. Wij danken u voor alles wat uw goedheid ons brengt. God in de hemel, wij danken U. Lara, de volgende was jou lievelingsgebed. Ken je hem nog?’
Lara keek naar Kathy, die op zijn blaadje kon kijken, die op haar voorhoofd klopte.
‘Die van niet vergeten?’
‘Ja! Zeg hem maar op.’
‘Wij hebben honger, en wij hebben te eten. Laten we hiervoor dankbaar zijn. Anderen hebben honger en niets te eten. Laten we deze mensen niet vergeten.’
‘En nu de favoriet van Katerina, die ze waarschijnlijk weer eens vergeten is.’
‘Uhm. God is niet een mens die in slaap valt; je raakt bij hem niet uit het oog. Hij gaat met je mee en blijft bij je, zo zeker als je schaduw bij je blijft en je niet verlaat. Hij bewaart je als de zon schijnt overdag en 's nachts als de maan schijnt; je raakt niet verloren, zelfs niet in het duister van het kwaad. Hij zal je bewaren die je bent: je diepste zelf. God zal je bewaren in leven en dood, tot in eeuwigheid. Amen’
‘Precies! Nou, zeg je doopnamen nog eens, Johan.’
‘Johan Frederik Johannes Maria Egmond.’
‘Zo, nu zijn jullie voor Gods ogen en de wet getrouwd! Luid de torens, Dirk!’
Dirk gehoorzaamde, en weer klonk vader Jacob door de kerk. De bejaarde mensen klapte in hun handen, en ook een paar andere mensen, zoals de handelaars, de bedelaars en de dieven klapten in hun handen terwijl ze achterin stonden toe te kijken.
‘Zo, zo. Eerst staan mijn dode dochters opeens voor mijn neus, en het volgende moment is er eentje getrouwd.’
‘Meneer de pastor? Ik wil graag uw dochters schilderen.’ zei iemand.
‘Oh nee nee, daar komt niks van in.’ zei die, terwijl hij de vier mensen terug naar het huisje toe stuurde.
‘Kijk, deze is gemaakt toen jullie jonger waren. Jullie gingen net te laat weg, dus jullie hebben het nooit kunnen zien.’
Op het schilderij stonden twee meisjes, een met bruin haar en een met rossig haar. Ze zaten gebogen over een boekje en ze hadden hun zondagse kleren aan, en mooie hoeden.
JE LEEST
Het geheim van de Mona Lisa
FantasyWat als jij gedwongen werd om terug in de tijd te reizen?