Meisje in het donker

224 14 3
                                    

Ergens in een afgelegen dorpje liep een meisje na middernacht naar huis. Het desbetreffende dorpje was omgeven door bossen, bestaande uit dennenbomen en sparren. De sneeuw, die er lag, was nog vers en de lucht voelde bevroren aan. De voetstappen van het meisje bleven zichtbaar in de sneeuw. Als men wilde, kon je haar makkelijk volgen. Haar adem haperde door de koude wind. Ze zag amper iets voor ogen. Het dorpje was namelijk een armoedig dorpje. Ze hadden nooit rijkdom en luxe gekend. Elke straat bevatte dan ook maar twee werkende straatlantaarns. Omdat deze lantaarns strategisch aan het uiteinde van de straat waren geplaatst, was het in het midden van de straat daarom steeds pikkedonker. Dit donker zorgde ervoor dat de straten er luguber uitzagen. Niemand haalde het nu nog in zijn hoofd om rond te zwerven. Er gingen namelijk al duizenden spookverhalen de ronde over wat er allemaal 's nachts gebeurde in het dorpje. Haar ouders hadden het meisje dan ook aangeraden om nooit 's nachts rond te lopen, maar ze had niet geluisterd. Ze geloofde de griezelverhalen niet. Ze waren gewoon verzonnen om haar bang te maken. Er werd in deze wereld zoveel verzonnen. Bovendien werd ze verblind door verliefdheid. Haar grote liefde had haar vanavond uitgenodigd bij hem thuis. Ze hadden samen een passionele nacht achter de rug, maar ze wilde niet blijven slapen. Ze wilde niet te snel gaan, want volgens haar hoorde een relatie de tijd te krijgen om te groeien. Dus het meisje waagde zich daarom op straat en liep nu doorheen het dorpje, op weg naar huis. Haar ouders was ze vergeten in te lichten. Zij wisten niet waar ze was en het meisje wist dat haar ouders nu vast ongerust thuis op haar zaten te wachten. Maar ze vond dat zij zich geen zorgen hoorden te maken. Ze was oud en wijs genoeg om veilig thuis te geraken.

Ze sloeg de volgende straat in. De sneeuw knetterde onder haar voeten. Zachtjes wreef ze in haar bevroren handen. Had ze maar handschoenen aangedaan, dacht ze. Haar vingers kleurden nu al blauw. Plots hoorde ze een zacht geluid uit het steegje aan de overkant. Ze probeerde te vatten wat het was. Ze stond er geen seconde bij stil dat het gevaar betekende. Het meisje dacht eerder aan een neergestreken vogel of een eenzame kat. Ze wandelde dan ook rustig verder, maar haar tred was lichtjes versneld. Het geluid werd harder. Het begon meer op gegrom te lijken en het meisje bleef even stil staan. Had ze dat nu goed gehoord? Ze keek het duister van het steegje in en even leek het of ze iets zag bewegen. Iets groot en imposant. Maar al snel schudde ze meerwarrig haar hoofd en lachte. Straks ging ze zelf nog geloven in die stomme verhalen. Ze stond net op het punt om door te gaan tot het gegrom omsloeg naar gehuil. Was dat een wolf? Opeens voelde het meisje zich niet meer zo veilig. Ze vertrouwde het niet meer. Ze wilde maar één ding en dat was daar weg geraken. Haar voeten snelden door de sneeuw. Ze probeerde wanhopig niet uit te glijden. Bang dat het haar ondergang zou betekenen. Het gegrom achtervolgde haar. Ze hoorde de sneeuw achter haar kraken. Het wezen moest groter of zwaarder dan haar zijn. Al lopend prevelde ze een gebedje. Alleen geluk kon haar hieruit redden. Ze voelde de warmte van het lichaam achter haar steeds dichterbij komen. Gelukkig was het nog maar een paar huizen en dan was ze thuis. Ze haalde al haar kracht boven om sneller te gaan. Ze moest het halen. Even later draaide ze de voortuin van haar huis in. Hijgend liep ze de trappen naar de voordeur op. De sneeuw voelde glad en glibberig aan onder haar voeten. Bij de laatste trede gleed ze uit. Het noodlot had gewonnen. Ze voelde de treden tegen haar hele lichaam aanbotsen. Achteraf zouden daar blauwe plekken ontstaan. Met een klap kwam ze met haar hoofd op de grond terecht. Haar hoofd voelde warm aan en onder haar zag ze de sneeuw lichtjes rood kleuren. Het meisje slaagde een gil. Ze bloedde en was gewond. Plots voelde ze in haar nek een warme adem en hoorde opnieuw dat zachte gegrom. Langzaam draaide ze zich om en keek ze in twee paar lichtgroene ogen van een gigantische wolf. Het gegrom versterkte. Het hoofd van het beest bewoog zich naar haar toe en een hevige pijnscheut volgde. Het had haar gebeten en het zou haar lichaam in stukken scheuren. De verhalen waren waar. Er leefden moordlustige wolven in de bossen. En deze had gigantische honger.

Meisje in het donkerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu