werken.

45 1 0
                                    

    De zon gaat op. Ik loop naar de plantage en pak het stuk waar ik gisteren gebleven was. Jiëf; je bent goed bezig hoor. Ik begin te glimlachen en weet dat ik een klein beetje bloos. Ik hoop dat hij dat niet, ik ga maar weer aan het werk. Tijdens het werk zit ik me af te vragen hoe het leven was voor dat we hier waren. Jammer genoeg kom ik dat nooit te weten. “Door werken jij!” hoor ik de opzichter zeggen. Ik ga sneller werken. Het is zo warm zou hij het zien als ik even pauze neem. “Nee niet nu hij is te goed aan het op letten” fluistert jiëf. Hoe weet hij wat ik denk? Met die vraag werk ik veder. Aan de zon te zien zijn we over de helft denk ik opgelucht. Ik kom weer bij de vraag die ik me iedere dag wel afvraag. Wie is mijn vader? Ik wil mijn moeder er niet mee lastig vallen. Ik doe altijd maar als of het me niet uit maakt. Ik wil het een keer met iemand over hebben. Maar wie? Mijn opa en oma zeggen toch niets. Yuri weet er toch iets van dus hoef ik er niets over te vragen. Hij gaat zich dan allen zorgen maken en mee bemoeien. Als ik geluk heb zegt hij het dan nog niet tegen mama dat ik er om heb gevraagd. Misschien moet ik het maar gewoon proberen los te laten. De is bijna onder en de slaven meester komt al weer overleggen met de opzichter wie er staf krijgt. Dit keer is het yuri hij krijgt er negentien. Jiëf’s broertje moet het geven. We moeten er allemaal bij staan te kijken. Ik snap die dat ze niet door hebben hoe erg dit is. wij hebben er niet voor gekozen om te werken onder dwang en er vrijwel niets voor krijgen. Ik hoor iemand roepen; “dit moet stoppen!”. En als snel doen meerde mensen mee. “dit moet stoppen, dit moet stoppen. Mijn moeder trek mij naar haar toe. Ik wist hier niet van? Wat doen ze? Is dit afgesproken? Straks woord het erger, krijgen ze geen straf? Moet ik iets doen? Ik vraag me zo veel af dat ik nog geen eens antwoord op mijn zelf kan geven. Mijn moeder zegt tegen mij ”rustig blijven, niet mee gaan doen”. Gelukkig mama antwoord voor mij. Ik ben misschien geen klein kind maar vind het wel fijn dat ik bij haar sta! Ik zoek Jiëf met mijn ogen ga ik langzaam de mensen af. Ik hoop dat hij hier niet aan mee doet. Ik voel een hand op me schouder leunen. Ik kijk naar de hand en langzaam omhoog. Oohh, gelukkig, ik geef hem een knuffel zonder na te denken. Ik laat snel los en denk dat het geen goede actie was. De mensen die het zien kijken gelukkig niet verbaast of boos. De slaven meester en de opzichter zagen het niet. Ze zijn druk aan het overleggen. Ik hoop zo dat het goed afloopt. De slaven meester begint te roepen; “wie zijn idee is dit”. Het woord stil. “wie zijn idee is dit” roept hij nogmaals. “oke, laste keer wie is dit. Ik denk niet dat jullie het leuk vinden als je hem nooit meer terug ziet.” Hij wijst langzaam rond. Ik zie dat mijn opa een stap naar voren zet. Waarom opa? Heeft hij echt gedaan? Of wilt hij zich op offeren? “jij, nu, twintig zweep slagen”. Hij kijkt mij met een strakke blik aan. Ik kom aarzelend naar voren. Ik durf niet hart te slaan. Ik geef een zachte slag. “harder” hoor ik de opzichter streng en duidelijk zeggen. “anders vijf meer”. Ik sla mijn opa zo als hun willen. Ieder slag doet pijn aan mijn hart en voel hem ook hard in mijn maag aan komen. Ik zie bij opa een traan over zijn wang rollen. Nog maar acht probeer ik me zelf gerust te stellen. De tranen van opa maken mij ook verdrietig. Niet huilen maar groot houden. We zijn klaar en lopen met zijn alle zwijgend naar de hutten.

slavernij.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu