Hoofdstuk 3
Als ik bijkom. Merk ik dat ik in een bed lig. Ik doe mijn ogen open en ik zie mijn ouders heel bezorgt naar me kijken. Mijn moeder rent snel naar de gang en komt even later terug met een man in een witte jas. Ik probeer overeind te komen maar de man houd me tegen. Hij zegt wat maar ik kan het niet verstaan. Dan zak ik weer weg.
Als ik weer wakker wordt zie ik dat het donker is. Ik kijk de kamer rond. Ik lig in het ziekenhuis. Ik dacht het al. Ik hoor voetstappen. Ik wil overeind komen maar het lukt niet. Mijn hoofd doet echt heel veel pijn. Ik zie mijn vader binnenkomen. Hij komt snel op een stoel naast mijn bed zitten. Emma hoe gaat het? Ik haal mijn schouders op. Je moeder is naar huis met Nina. Ik blijf vannacht bij jou. Ik vraag waarom. Ik slaap toch alleen maar. Het is toch fijn als er iemand is? Vraagt hij. Jawel maar, ach laat maar ik weet het niet. Ik ga weer slapen zeg ik en ik draai me om. Dan herinner ik me dat ik wou weten welke dag het was. Ehh pap welke dag is het? Zondag hoezo? Gewoon wou ik weten. Dan draai ik me om. Even later val ik in slaap.
Als ik de volgende ochtend wakker wordt zie ik een dokter voor mijn bed staan. Waar zijn mijn ouders? Die zitten even koffie te drinken. Mag ik vragen wat er allemaal aan de hand is? Vraag ik. Je bent op je hoofd gevallen. Je hebt een hersenschudding. Misschien mag je morgen naar huis. Oké dat wou ik even weten. Nou je mag me altijd vragen stellen.
Even later kwamen mijn ouders binnen met mijn oma en Nina. Nina kwam op mijn bed zitten. De rest ging allemaal op een stoel naast mijn bed zitten. Hoe gaat het Emma? Vraagt mijn vader. Zie ik eruit alsof het goed gaat. Ehh dat vraag ik aan jou. Nou het gaat prima hoor. Wat is er eigenlijk gebeurt? Vraagt oma. Nou, ze is gevallen met schaatsen valt mijn vader me in de reden. Hallo ik was nog aan het praten hoor zeg ik. O sorry schat. Nou Anna zei dat ze me ging leren springen. Ze deed het voor en toen zag het er heel makkelijk uit. Ik mocht het ook proberen maar ik kwam heel hard terecht op de grond. Ik stond nog wel. Meer kan ik me niet herinneren. Mijn vader onderbrak het gesprek. De dokter zei net dat je morgen misschien naar huis mocht. Goed nieuws toch? Ja pap maar dat wist ik al. We hebben nog even gepraat tot 12 uur. Toen gingen mijn zusje en mijn oma weg. Mijn ouders bleven nog even zitten. Gaat het echt wel goed? Vraagt mijn vader. Je ziet er moe uit. Ja pap het gaat prima. Stel niet steeds van die vragen. Ik wordt er gek van. Schat je vader is gewoon bezorgd zei mijn moeder. Ja dat snap ik wel maar hij vroeg het vanmorgen ook al. Als het niet goed gaat dan zeg ik dat heus wel hoor! Ja dat is waar. Laten we afspreken dat we dat niet meer vragen oké? Mijn moeder kijkt vragend naar mijn vader. Nee! Als ik dat vraag wil ik gewoon weten hoe het met je gaat. Ze kan dat heus wel zelf aangeven! Ik weet alweer precies hoe dat gaat straks wordt het een ruzie en dat wil ik nu echt niet. Stop! Roep ik. Ik heb al heel erg hoofdpijn en dat gaat er echt niet beter op worden als jullie hier ruzie gaan staan maken. Dus ga nou maar ik wil nu even slapen. Ik draai me om. Als ze na een tijdje nog niet weg zijn draai ik me weer om. Ik vroeg toch wat. Zeg ik boos. Ga thuis maar ruzie maken maar niet hier. Ik draai me weer om. Ik hoor mijn ouders gedag mompelen. Dan lopen ze de kamer uit. Hèhè eventjes rust. Ik doe mijn ogen dicht maar het lukt niet om in slaap te komen. Ik heb zo verschrikkelijk veel hoofdpijn.
Even later komt de dokter binnen. Waar zijn je ouders? Vraagt hij. Weet ik veel die heb ik weggestuurd. Ze wouden ruzie gaan maken. En daar had ik nu echt geen zin in. Ik heb al
Shoofdpijn en als ze hier gaan ruzie maken helpt dat echt niet hoor. De dokter moest lachen. Wat is er zo grappig? Vraag ik geërgerd. Meestal is het andersom. Waarom maakten ze eigenlijk ruzie. Nou mijn vader vroeg voor de tweede keer vanochtend hoe het ging. Ik zei dat ik het erietand vond dat hij dat steeds vroeg. Ik zei toen dat ik het echt wel zou zeggen als het niet goed ging. Mijn moeder zei toen dat we dan maar moesten afspreken dat ik dat zelf zou aangeven. Mijn vader zei toen dat hij dat niet wou en zo. Toen moest mijn moeder daar weer op reageren en toen heb ik ze weggestuurd. Eigenlijk slaat het nergens op als je er zo over nadenkt. Ik schoot in de lach. Die ruzies gaan nooit ergens over zeg ik als ik uitgelachen ben. De dokter vraagt of ik zin heb om er uit te gaan. Ja waarom niet ik ben wel uitgerust zeg ik. Oké je kan wel duizelig worden. Ik ga overeind in bed zitten en sla de dekens van me af. De dokter helpt me mijn bed uit. Als ik sta voel ik me draaierig worden. Snel ga ik weer zitten. Het lukt niet. Jawel kom het lukt heus wel. Ik probeer het nog een keer. Ik sta oké. Ik loop een rondje over de afdeling. Als ik weer terug kom laat ik me uitgeput weer op mijn bed vallen. Ik doe mijn ogen dicht en ik val in slaap.Ik werd de volgende ochtend pas wakker. Ik zie dat mijn ouders naast mijn bed zitten. Mijn vader doet zijn mond open. Ik weet alweer precies wat je wil vragen hoor pap. Ja het gaat prima. Ik ben zelfs al uit bed geweest. Je mag douchen zegt mama. Nou dan ga ik dat even doen. Mijn vader staat op om me uit bed te helpen. Ik houd hem tegen. Ik kan dat heus wel zelf hoor pap. Daar heb ik jouw niet voor nodig. Mijn ouders laten me even alleen. Ik kleed me uit en ik ga onder de douche staan. Aah heerlijk. Even douchen. Na een half uur onder de douche gestaan te hebben zet ik de douche uit en kleed ik me aan. Als ik net aangekleed ben komen mijn ouders binnen. Lekker gedoucht? Vraagt mijn vader. Ja heerlijk. Je mag naar huis. Nu al? Ja ik heb het net even gevraagd. O oké fijn. Ik pak mijn spullen in en doe mijn schoenen aan. Als ik dat gedaan heb lopen we nog even naar de dokter. Nou je mag naar huis zegt hij. Je moet me wel beloven dat je rustig aan doet. Ja dat doe ik zeg ik. Mooi dan mag je nu gaan. Ik zeg hem gedag en we lopen naar de lift. Het was best wel een eind lopen zeg ik als ik eindelijk in de auto zit. Ik ben blij dat ik naar huis mag. Ik beloof dat ik het niet zo vaak meer zou vragen zegt papa. Papa start de auto en we rijden naar huis. Ik ben echt blij dat ik daar weg ben.
JE LEEST
I love skating
Romancedit boek gaat over een meisje dat Emma heet. haar ouders hebben heel vaak ruzie. als haar ouders gescheiden zijn moet Emma mee met haar vader naar Hereveen. Emma gaat naar een nieuwe school. Ze wil verbergen dat haar vader verslaafd is. uiteindelijk...