Ik slenter naar de tramhalte. Wat voel ik me rot, ik had beter een hele dag in bed gebleven of nog beter een heel jaar dan hoefde ik niet naar school. Er komt een stampvolle tram aangesneld. Ik wil niet te laat zijn, anders val ik meteen op bij de pesters dus prop me tegen de andere mensen in de tram. Na enkele minuten zie ik in de verte mijn nieuwe school, een golf van schrik gaat door men lichaam. Ik wring me naar de deur en stap uit. Met een onzeker gevoel stap ik richting de blauwe schoolpoort. De bel gaat. Wat een geluk nu moet ik niet doelloos op de speelplaats staan wachten terwijl er stomme blikken me aanstaren. Iedereen gaat de hal binnen er is een hels kabaal. Er komt iemand naar voren en stelt zich voor als directeur, het is een jonge dame die er begrijpend uit ziet. Prima denk ik, één zorg minder. Ze heet ons welkom maar zo voel ik me niet. Ik mis de warmte van de lagere school. Ik haatte mijn klasgenoten maar de leerkrachten waren lief. Ik durf te wedden dat hier ook de leraren me raar zullen aan staren. We worden opgedeeld in klassen. Ik negeer het saaie gedreun tot ik mijn naam herken. Ze spreekt het verkeerd uit mompel ik. Een wat oudere vrouw zwaait en glimlacht naar me. Ik kijk mijn klasgenoten één voor één aan, ze zien er best oké uit. De vrouw vertelt ons dat we 1c zijn en dat we haar mevrouw Peters mogen noemen. We volgen haar naar het andere gebouw. Iedereen lijkt even onzeker als ik dat stelt me gerust. Als we de klas binnen komen is het duidelijk dat mevrouw Peters Frans geeft. Ik neem plaats vanachter en zet men schooltas op de stoel naast me zo voorkom ik dat er niemand naast me komt zitten. We spelen een kennismakingspel. Ik luister niet naar de andere ik hoef niet te weten hoe mijn toekomstige vijanden heten en waarvan ze houden. Ik wil niet aan de beurt, wat moet ik zeggen? Sinds mijn vaders dood is men moeder heel onverantwoordelijk en werkt niet meer ik zorg voor mezelf en als ik iets verkeert doe slaat men moeder me, we hebben geen geld dus mijn hobby is bedelen. Als ik zoiets zeg ziet iedereen me als het arme schaapje of als makkelijk doelwit voor pesterijen. Op dat moment kijkt mevrouw Peters me aan en vraagt: "En, wie ben jij?" Ik voel een steek in men maag, een stem in men hoofd zegt dat ik me niet mag blootgeven. Het enige wat ik kan uitbrengen is: "Ik ben Julie..."
Na de rondleiding is het middagpauze. Ik ben blij dat ik van mama thuis mag gaan eten, nu kunnen de pesters mijn lunch niet afpakken en hoef ik niet bij onbekenden aan tafel. Na het middageten met mama en haar duizend vragen ga ik terug naar school. Ik zal te vroeg zijn maar ik heb geen zin meer in moeders vragen.
YOU ARE READING
Mijn naam is Julie
Non-FictionIk word wakker door een naar gevoel in mijn buik. Ik kijk naar de rode cijfers op mijn wekker, 5:38 tonen ze. Ik kan niet meer slapen ik ben bang voor morgen... Mama zegt dat de eerste dag op de middelbare school wel zal meevallen maar ik heb daar...