Proloog

12 0 0
                                    

Morgen herinner ik me hier niets meer van. Morgen weet ik niet meer wat ik allemaal in mijn veertienjarige leven heb beleefd. Morgen ga ik niet meer weten wie mijn opa en oma zijn, weet ik niet meer wie mijn vrienden en vijanden zijn. Morgen krijgt iedereen een nieuwe start. Een start zonder geschiedenis, zonder herinneringen.

Ik leef in het jaar 59 en vanaf morgen leef ik in het jaar 0. Dit is niet omdat ik in de tijd kan reizen, dit is omdat elke zestig jaar de geschiedenis wordt gewist. Hoe lang dit al bezig is weet ik niet. Waarom het gebeurt weet ik ook niet. Ik weet enkel dat het gebeurt. Omdat de geschiedenis volledig gewist wordt is de eerste dag van het nieuwe tijdperk het belangrijkst, deze dag kan je hele leven veranderen. Die veranderingen merk je echter niet op, je vorige leven is immers verloren in een onbekende duisternis. Dat is toch hoe ik het me voorstel.

Vandaag wordt een chaos, daar ben ik zeker van. Ik heb met mijn vrienden afgesproken. Het is eigenlijk niet te geloven dat ik morgen niet meer weet wie ze zijn en dat zij niet meer weten wie ik ben. Ik kan mijn leven niet voorstellen zonder hen. Vandaag willen mijn vrienden en ik een onvergetelijke dag hebben, wat op zich belachelijk is, want morgen herinneren we er ons toch niets meer van. Hoe dan ook, mijn vrienden kunnen elk moment mijn huis binnenstormen om me mee te nemen naar onze geheime plek waar we de laatste uren van dit leven gaan doorbrengen.

Ik zit nu in mijn vertrouwde zetel en observeer mijn liefdevolle ouders. Gelukkig heb ik hen morgen aan mijn zijde, dat neem ik toch aan. Ze zeggen dat je zal weten met wie je woont, alleen zonder herinneringen aan hen. Ik hoop dat het waar is, dat ik weet wie ze zijn.

De bel rinkelt door het huis en ik weet dat mijn vrienden er zijn. Ik sta op om de deur te openen en weet dat de Laatste Dag begonnen is.


We zitten op de fiets. Ik zie de huizen voorbijflitsen en daarbij mijn jeugd. Het is angstaanjagend. Mijn vrienden fietsen naast me. Ze lachen allemaal, maar ik weet dat ze, net zoals ik, bang zijn. We zijn op weg naar onze geheime plek. We slaan rechtsaf en het gigantische bos doemt voor ons op.

De meeste mensen komen niet naar deze plek omdat er een legende over ronddwaalt. Een legende die 59 jaar oud is en die morgen vergeten zal zijn. De legende vertelt het verhaal over een jongen die op de Eerste Dag ontwaakte in het bos, helemaal alleen. Hij werd gek van de onwetendheid en martelde iedereen die in zijn buurt kwam voor wat informatie over zichzelf. Natuurlijk kon niemand hem geven wat hij wilde. Na een jaar gaf hij het op. Ze zeggen dat hij zich ergens diep in het bos heeft verscholen en dat iedereen die zich in zijn buurt waagt een vreselijke dood tegemoet gaat.

Wij weten wel beter.

De bomen sluiten zich om me heen en de stad vervaagt achter me. De stenen worden omgeruild voor aardewegen. Het nazomerse zonlicht wordt gedempt door de schaduwen. We gaan dieper het bos in, zetten onze fietsen op slot en gaan van het hoofdpad af. Het is niet ver meer. We worden allemaal stil en laten de geluiden van het bos over ons heen komen. We kijken om ons heen zodat we niet verrast worden door een of ander dier. De lucht is gevuld met de geur van bomen, van de natuur. Een heerlijke geur, veroorzaakt door de bladeren, die je neusgaten binnendringt. Naarmate we dichter bij de geheime plek komen wordt deze nog sterker en specifieker. Het vermengt zich met de verse aardegeur en mos. Door die geur weet ik dat we er zijn. Ik probeer elke seconde in me op te nemen. We staan in het midden van het bos op een kleine open plek. Voor ieder ander persoon zou dit een doodnormale plek lijken, maar voor ons heeft het een speciale betekenis. We gaan in een cirkel zitten.

'Wat was ook alweer het doel van vanavond?'

Niemand reageert.

'Gaan we hier alleen maar wat zitten stil te wezen, want daar heb ik eerlijk gezegd geen zin.' Ik kijk al mijn vrienden aan. De hele tijd stilzitten en voor mij uitstaren is nu niet precies wat ik voor vanavond in gedachten had.

'Wat stel je dan voor dat we doen? In mijn ogen lijkt het een beetje nutteloos om herinneringen op te halen of er nieuwe bij te maken. Ik snap niet waarom ik hier mee heb ingestemd.' Laura slaakt een zucht en laat haar kin op haar hand rusten.

We moesten dagenlang aan haar oren zeuren vooraleer ze toestemde om mee te gaan. Ik denk dat ze gewoon niet wil dat we te laat thuiskomen. Vandaag is het heel belangrijk dat iedereen op tijd thuis is. Als je niet thuis bent voor de Wis dan ben je voor eeuwig verloren. Het is iets waar we ons allemaal zorgen over maken. Dat Laura haar bezwaren luidop zegt, maakt het er jammer genoeg niet beter op.

'Laura, ontspan je een beetje,' zegt Rae. 'Als we nu een leuke avond hebben dan zullen we morgen vast met een fijn gevoel wakker worden. Zoals bij een droom die je bent vergeten. Dan ben ik zeker dat onze Eerste Dag goed gaat gaan.' Rae legt haar hand op de schouder van Laura om haar trage woorden te ondersteunen.

Laura kijkt wat bedachtzaam, toch tovert ze een kleine glimlach tevoorschijn.

Ik ben blij dat Rae er is. Ze houdt onze groep bij elkaar met haar logica.

'Wat stellen jullie voor dat we doen?' vraag ik. 'Ik heb wel een idee.'

Stiekem heb ik een zakmes en een dikke alcoholstift meegenomen van thuis. Mijn plan is om deze plek te markeren. Ik wil dat op deze plek onze namen gegrift staan. Als ik ooit in de toekomst deze plek weer vind dan wil ik kunnen zien dat ik hier al eerder ben geweest. Dat de herinnering aan vandaag komt opborrelen. Daarvoor dient het mes. Ik wilde eerst alles in de bomen kerven. Bij nader inzien ga ik dat toch niet doen. Het is zielig voor de bomen. Vroeger geloofde ik met heel mijn hart dat bomen en planten pijn kunnen voelen. Ik wil het risico niet nemen dat ik gelijk had. De stift wil ik wel gebruiken. We zullen onze verhalen op de bomen en onze huid schrijven. Op de huid omdat het er misschien morgen nog staat. Het zal ons hele verhaal worden. Ik haal de dop van de stift en vraag aan Rae of ze haar arm wil uitsteken.

Ze rolt haar dunne mouw op en steekt haar arm uit. Ik schrijf mijn naam en doe dat ook op de armen van Laura en Marie. Zo schrijven we allemaal op elkaars huid. We schrijven tot onze armen vol zitten met schrijfsels. Als we dat gedaan hebben staan we op en schrijven we ook op de bomen. 

WIS. De wereld zonder geschiedenis (Uitgegeven)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu