Flowers in her hair (proloog)

43 1 1
                                    

Het stalen hek opende, waarna je benen volgde. Gestoken in zwarte hakken, zwarte panty, grijs jurkje en een donkerblauwe jas die tot je knieën reikte. Je hoofd boog zich over het kiezelpad en je haar liet een schaduw vallen die je huid in dezelfde kleur bracht als de kringen onder je ogen. Je gebarsten lippen waren onhandig rood gestift.

Dat dacht ik.

Maar natuurlijk niet, zo was je niet.

Het was een druppel bloed die uit een van de inkepingen van je smoel was komen drijven.

Je streek over je lippen met de palm van je rechterhand. De druppel veegde een rode vlek.

Je had een witte roos met een zwartomrande kaart in je rechterhand. Geschrokken probeerde je de kaart, bevlekt met je bloed, schoon te maken, met speeksel. Het was tevergeefs, ondertussen werd je ook aangesproken door vrienden.

Ik ook.

We misten hem.

Het was oneerlijk.

Jullie stonden samen. Jullie gebogen schouders gewezen naar zijn graf. In het midden, tussen zijn vriendin en jou, was een gat, als teken dat er altijd een gat zou blijven.

De pastoor prevelde in de ondergaande herfstzon: 'Een ongeluk dreef deze ziel te vroeg uit het leven.' 'Proberen hoop te vinden in het leven.'

Donder op man.

Hoop vinden in leven waarin families kapotgescheurd worden als snoeppapiertjes.

Zeg dan niks.

Het graf werd dichtgegooid, bloemen werden erop neer gegooid.

Jij niet.

Jij bleef staan met de ranzige kaart en verknepen witte roos in je hand.

Je vriendengroep vertrok richting het buurthuis waar de rouwsessie zich zou voortzetten. Je zei dat je nog even hier wou blijven. Ze antwoordden of je steun nodig had. Je antwoordde van niet. Ze liepen weg en tolereerden je gedrag.

Het duurde lang voor iedereen vertrokken was en je bleef treuzelen.

Je bleef treuzelen en in jezelf praten, alsof je iets voorbereidde.

Je handen waren ondertussen ook dezelfde kleur als de kringen onder je ogen gaan dragen.

Toen was iedereen weg.

Je schoof voorzichtig met je roodgrijze hand wat bloemen aan de kant en knielde neer.

'Hey daar, ik weet dat je familie nu vooral tijd met jou door wilt brengen. Vrienden komen op de tweede plaats. Maar ik wou even zeggen dat het geheim ook nu veilig is. Het zou toch met ons mee sterven? Dat gaat het nu ook, want ja, jij bent nu al weg en ik zal het nu ook in de aarde stoppen. Maar ik zou het nooit vernietigen. Het is het enige wat ik nu nog van je heb.'

Je stopte met je geprevel en zuchtte. Keek naar het hoopje aarde, bedekt maar niet begroeid met bloemen. Tussen de aarde stak je het kaartje.

Onhandig stond je op en liep je achter de rouwstoet aan.

Later heb ik je kaartje uit de aarde gevist.

Hij kan het nu toch niet meer lezen.


Bevuild met aarde en bloed, ik heb het toch wel kunnen lezen:

Je hele leven leef je alsof het onsterfelijk is. Je bouwt je leven op onsterfelijke dingen; je familie, je vrienden en je kennis. Maar vooral wordt je leven gebouwd op liefde. Vanaf het moment dat de eerste hormonen door je lichaam suizen leg je het jezelf op. Je stoomt jezelf klaar voor het echte leven, waarin je lief zult hebben zoals jij geliefd wordt. De verwachtingen zullen groot zijn. Om je heen zie je de perfectie van liefde van mensen die hun leven voor elkaar hebben. Een ding zal je jezelf wel moeten leren, liefde is de meest onstabiele bouwsteen van je onsterfelijke leven. Vroeg of laat zal het vallen en ben je niet meer zeker van die onsterfelijkheid. De zogenaamde onsterfelijkheid van het leven maakt het reeds sterfelijker  dan de mens ooit beseffen kan. Het is niet leven wat tegenover de dood staat. Het is liefde die de dood ziet aankomen en hem zal begroeten als een oude vriend. Deze twee vrienden zijn als enige op de hoogte van onze sterfelijkheid. En onze vrijheid is het enige wat deze vrienden kan laten ophouden van hun bewuste zijn.

Vrijheid is onsterfelijkheid.

Doodgaan en doorgaanWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu