Hoofdstuk 1

174 13 13
                                    

Vandaag, 29 januari, is het alweer een jaar geleden dat mijn vader overleed. In dat jaar is zoveel gebeurd... Ik wil dit graag met jullie delen.

Dit is mijn persoonlijke verhaal over alles wat gebeurd is, alle emoties die ik kwijt wil. Dit is mijn real life story...

Ik staarde naar de punten van mijn schoenen. Het was zo raar. Ik hoorde op dit moment op school te zitten. Niet in deze kleine wachtruimte, in deze oncomfortabele houten stoelen. Ik wiebelde mijn tenen op en neer in de zwarte laarzen. Zwart, was dat de kleur die bij dit verhaal hoorde? Nee, het was niet de goede kleur, het moest een mistkleur zijn. In mijn hoofd was het mistig. Heel mistig, zo mistig dat ik haast geen contouren zag, laat staan details. Tegenover me zat Johan op een stoel, naast hem Deborah. Ze zaten stilletjes te wachten, niemand zei iets.

Rechts van mij was de deur, daarnaast kleine raampjes van matglas. De vloer was grijzig. Het was hier niet ongezellig, niet ongemakkelijk, het was een rare sfeer, gespannen en toch rustig. De stoelen waar we op zaten waren van licht hout, je zakte er een beetje in achterover. Tegenover me was een kantoortje. Het was leeg. In een schim had ik de gang naast het kantoortje gezien. Daar waren ze met hem bezig. Johan en Deborah waren gaan kijken of er iemand aanwezig was. Ze kwamen ons zo halen, zeiden ze.

Mama zat naast me, ze zag bleek en staarde naar de grond. Hoelang zaten we hier nu al? Een kwartier? Tien minuten?

Johan en Deborah hadden de stoelen uit het kantoortje tegenover me gehaald. We konden tenslotte alles doen hier. Toen we zojuist binnen kwamen was er niemand te zien. Helemaal niemand. Ik vond het behoorlijk raar, hallo, dit was een mortuarium. Je kon binnenlopen zonder dat iemand je zag, belachelijk. Straks liep je door en kwam je opeens een lijk tegen.

Ik werd opgeschrikt door de stem van Johan. 'Voel je je wel goed joh? Je bent spierwit!' Ik haalde mijn schouders op. Mama hief haar hoofd op en keek me bezorgd aan. Ik probeerde bemoedigend te lachen, maar volgens mij lukte dat niet heel erg. Johan stond op en liep het kantoortje binnen. Hij vond bekertjes, theezakjes en een waterkoker. Hij wist, verrassend genoeg, niet hoe de waterkoker werkte en dus riep hij Deborah er maar bij. Ze hielp hem en zocht verder in de kasten. Ze vonden ook nog liga's en chocoladekoekjes. Even later kreeg ik een hete beker thee, mierzoet.

'Haast een verzadigde oplossing,' zou m'n scheikundeleraar zeggen. Het smaakte best, maar al had behoorlijk trek gekregen, toch kreeg ik nog steeds amper iets door m'n keel.

Eindelijk kwam er een wat oudere man de gang uitlopen. Hij was kalend en had een bril op. Hij stelde zich aan ons voor en condoleerde ons met het verlies van papa. Ze waren nog steeds 'met hem bezig,' zei hij. Wat hij daar precies mee bedoelde wist ik niet, ik wilde het niet eens weten. De man verdween in het kantoor om gegevens in te vullen en daar zaten we weer, met z'n vieren.

Ik staarde weer naar de vloer en vroeg me voor de zoveelste keer af waarom Johan en Deborah verschillende schoenen aanhadden. Dat vroeg ik me al af vanaf het moment dat ik ze voor het eerst zag, vanochtend om acht uur... Ik leunde met mijn hoofd tegen de muur en sloot mijn ogen.

***

Tringggg! De schelle bel sneed mijn zilveren dromen aan flarden. Verstoord duwde ik mijn dekens een stukje opzij.

'Welke gek komt 's morgens vroeg aanbellen?' Vroeg ik geïrriteerd. Nan, mijn zusje kwam slaperig overeind. 'Er werd aangebeld Chris!' Ik draaide met mijn ogen. 'Dat had ik ook wel door. Kom op man, het is acht uur.' Ik moest het tweede beginnen en kon dus uitslapen. Nouja, acht uur was doordeweeks uitslapen voor mij. Voor de tweede keer werd er hard op de bel gedrukt. Het was zo'n rotgeluid. Zuchtend kwam ik overeind en langzaam trok ik mijn pyjama aan. (Aangezien ik altijd zonder slaap.) Nan trok het rolgordijn een klein stukje omhoog en gluurde over het erf. 'Chris, het is politie! Een man en een vrouw, ze lopen nu de werf af!'

Daar had ik wel oren naar. Politie, dat klonk interessant. En al helemaal als ze 's morgens vroeg aanbelden. Snel sprong ik uit bed en bond mijn haar met een elastiekje bij elkaar. Ik daalde de trap af en deed de voordeur van slot. De agenten waren er niet meer, ik zag ze bij de buren op het erf staan. Ik liep de kamer in en ging voor het raam staan. De buurvrouw wees naar me en de agenten liepen direct weg. Ik opende de voordeur op een kiertje. Brrr, wat was het koud. Maar wat was het ook prachtig weer, de zon scheen, de lucht was helblauw. Op het gras lag een dun laagje rijp en alle vogels floten. De politieauto stond recht voor de deur geparkeerd.

'Moeten jullie mij nog hebben?' Vroeg ik toen de agenten dichterbij kwamen. 'Jazeker,' antwoordde één van hen, 'zijn we hier bij familie de Graaff?' Ik knikte instemmend en deed de deur verder open. 'Wij zijn Johan en Deborah.' Zei de man, 'is je moeder thuis?' Was de volgende vraag. Ik schudde ontkennend mijn hoofd terwijl ik mijn hersens kraakte over dit vreemde bezoek.

Een slecht nieuwsgesprek gaat ook zo

Schoot het door mijn hoofd. Ik schudde het weg en dacht na. 'Mijn moeder is zwemmen, m'n twee zussen zijn weg en ik ben thuis met mijn jongste zusje. En mijn vader is naar zijn werk.

Zodra ik het woord ~vader~ noemde, kapte de agent me af: 'Wanneer komt je moeder thuis?'

PAPA, dacht ik, er is iets vreselijks met papa aan de hand!

***

Het eerste stuk van mijn persoonlijke verhaal. Ik schrijf geen hele lange hoofdstukken omdat ik het moeilijk vind veel in een keer over mezelf te vertellen. Ik doe het liever in kleine beetjes.

Ik zou graag willen weten wat jullie ervan vinden!

Vote

Comment

Follow

Liefs Katjira

Ik ben zo bang dat ik je vergeet...Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu