Ik staarde de agenten aan. Misschien wist ik het toen al wel, misschien wist ik al wel dat papa dood was, dat er een vreselijk ongeluk gebeurd was.
'Papa?' Mijn stem klonk zacht.
Johan knikte langzaam. 'Het spijt ons, je vader heeft vanochtend een verschrikkelijk ongeluk gehad.'
Ik moet het nan vertellen, mama bellen en dan naar het ziekenhuis. Als hij tenminste niet.....
Mijn hart bonkte heftig. Ik durfde het haast niet te vragen.
'Hoe is hij er aan toe?' Johan en Deborah wisselden een korte blik. Wie het zei weet ik al niet meer.
'Je vader is helaas overleden...' klonk het meelevend. Ik keek hen geschokt aan. Overleden? Dood? Dat kon niet!
Papa!
'Overleden?' Het deed pijn, het voelde alsof mijn borstkas opengescheurd werd. Alsof iemand een benauwend zware bal in mijn borstkas duwde. Ik keek Johan vragend aan tot hij knikte. De woorden gleden over mijn lippen voor ik ze kon tegenhouden. 'Dood, morsdood.'
In mijn hoofd was het stil, doodstil. Ik wierp me tegen de muur en ik huilde. Waarom? Ik weet het niet. Ik wist nog niet wat er gebeurd was, ik besefte niet dat papa... Ik besefte niet wat een vreselijk ongeluk hij had gehad.
Hij moet nu dus begraven worden... Heb ik wel kleren voor de begrafenis? En hoe moet het nu met school? Ik moet naar school! Daar moeten ze het ook weten...
Ik wist wel dat dit niet van belang was, maar kon even niet meer helder denken. Ik ademde diep in en uit en hervond mijn kalmte. Koppie erbij Chris, denk na! Ik droogde mijn tranen, nam de agenten mee de kamer in en wees hen een stoel.
***
'Gaat het weer een beetje?'
Ik schrok op uit mijn gedachten en keek Johan aan. Ik zat nog steeds op dezelfde kale, houten stoel. 'Ja, ik voel me weer prima.'
'Mooizo,' antwoordde hij, 'ik heb even geïnformeerd en ze zijn bijna klaar.' Hij was amper uitgepraat of een jonge man met donker krullend haar kwam de hoek om. Achter hem liepen twee mannen in gele veiligheidshesjes. Ze stelden zich voor. De jonge man heette, naar ik meen, David. De andere mannen stelden zich voor als het forensisch team dat op de plaats van het ongeluk geweest was. De twee mannen condoleerden ons en gingen toen weg. David nam het woord:
'Van harte gecondoleerd. Ik neem aan dat jullie de vrouw en dochter van meneer de Graaff zijn?' We knikten instemmend. 'We hebben meneer onderzocht en schoongemaakt. Hij heeft flink wat wonden dus hij ligt grotendeels bedekt onder een laken. Durven jullie naar hem te kijken?' Mama en ik knikten. Mijn knieen knikten ook. De zenuwen gierden door mijn lijf en mijn hart klopte als een gek. Nu ging het gebeuren. Ik wist allang zeker dat hij het was. We hadden zijn portomonnee met ID al gekregen. Maar toch...
Langzaam stonden we op en volgden David naar een kamer naast het kantoor. David opende de deur en liet ons naar binnen gaan. 'Ga maar aan de linkerkant staan,' adviseerde hij. 'Daar is hij het beste te zien.'
Ik weet niet hoe groot de kamer was. Ik weet alleen dat hij wit was. Naar ik meen stond rechts een kast. Maar ik zag alleen het bed, of baar, hoe het heten mag. De stilte suisde in mijn oren. Ik pakte mama's hand en samen liepen we naar voren. Ik zag het laken, zijn hand, zijn arm. En toen zijn gezicht. Het was hem. Stil en koud lag hij daar, zijn ogen gesloten, zijn haar in de war. Zijn gezicht was strak en bleek. Het was een bevestiging. Al wist ik het al, al wist iedereen het al, dit was een schok. En het deed pijn, het deed zo ongelofelijk veel pijn! Ik voelde het steken in mijn hart. Ik strekte mijn vingers uit en raakte zijn hand aan, hij reageerde niet. Tranen welden op en stroomden langs mijn gezicht naar beneden. Ze drupten op mijn hand en op m'n jas.
Papa! Riep ik, papa! Er kwam echter geen geluid uit mijn keel en de woorden echoden langzaam in mijn hoofd. Papa!
Naast me hoorde ik snikken, mama had haar hand voor haar mond geslagen en keek vol ongeloof neer op de man op het bed. Ik sloeg mijn arm om haar schouder en drukte me tegen haar aan. Samen huilden we, om papa. 'Hij lijkt zo op opa he?' Zei ik schor. Mama knikte, 'zijn haar zit niet goed.' Zei ze.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik iemand bij de deur staan, Johan. Beschroomd stapte hij naar het bed. Hij aarzelde. 'Het spijt me dat ik het moet vragen, maar het is niet anders.' Mama knikte. 'Is dit uw man? Is dit Anthonie de Graaff?' Anton, hij heet Anton! Mama knikte. 'Ja,' ze snikte. We keken samen naar papa. Zijn mond was een smalle streep, op zijn oor en neus zaten wonden. Zijn huid was bleek. Ik slikte mijn tranen door. 'Ik weet niet hoe dit allemaal moet,' huilde mama, 'ik weet niet wat ik moet doen.' 'We doen het gewoon allemaal samen, met z'n allen.' Antwoordde ik. Het klonk dapperder dan dat ik me voelde.
Kun je me horen pap? Deed het pijn? Ik houd van je pap, kom alsjeblieft terug!
Mama ging rechter staan, 'kom,' zei ze zacht. Ik wist dat het tijd was, maar hoe konden we papa hier nu achter laten? In mijn jas vond ik een zakdoek en langzaam snoot ik mijn neus. Aandachtig keek ik nog eens naar papa.
Dag pap, we moeten gaan. Het zijn lieve mensen hier en ze zullen goed voor je zorgen. Kom je snel naar huis?
Ik nam in gedachten afscheid van hem, raakte zijn hand nog heel even aan en liep toen langzaam de kamer uit...
JE LEEST
Ik ben zo bang dat ik je vergeet...
Non-FictionHet deed pijn, het voelde alsof mijn borstkas opengescheurd werd. Alsof iemand een benauwend zware bal in mijn borstkas duwde. Ik keek hem vragend aan tot hij knikte. Het woord gleed over mijn lippen voor ik het kon tegenhouden. "Morsdood" My real l...