Tussen de bomen, is het weiland
Hoofdstuk 1: ‘Fluister me toe’
De wind fluisterde me toe. Het streek met een zachte bries over mijn haren, stak ze volledig in de war en legde er speelse wilde krullen in.
Ik lachte en mijn ogen flikkerden. Een flikkering vol vreugde én vrijheid.
De zon flakkerde hoog aan de hemel. Twee buizerds cirkelden boven me. Ze lieten zich meevoeren op de warme luchtstroom en thermiekten naar hartenlust, zorgeloos en niet wetend waar de lucht hen heen voerde.
Met een zucht, keek ik er naar. Ik ging er geheel in op.
‘KRIP.’
Een tak knakte.
Ik keek om. En zag … niets.
Even stopte mijn ademhaling, maar daarna keerde alles weer terug naar het normale. Vogels floten opnieuw en de nazomer bries blies verder, doorheen het landschap.
Ik lachte en legde mijn boek naast me neer. Met mijn armen achter mijn hoofd leunde ik tegen de eik, mijn plekje, waar ik me had neergevlijd tussen het hoge gras dat mijn blote benen kietelde.
De wind kwam opzetten, een rare sensatie werd me gewaar. Ik wist niet wat het was. Beelden flakkerden voor mijn ogen.
‘Te weinig slaap of van het harde werk. Niets om je zorgen over te maken.’
Toch bleef het gevoel en loslaten kon ik het niet.
…
‘Niét dáár.’ snerpte de zware stem, die toebehoorde aan een al even zware én bruuske kerel.
‘DAAR.’ snauwde hij me abrupt toe.
‘Oké, oké, ‘t is al goed, ‘t is al goed.’ siste ik tussen mijn tanden door. Na een half uur zwoegen en scherpe opmerkingen verbijtend, legde ik de hooivork neer.
Enthousiast? Verhaalwaardig?
Laat jullie horen?
Oh, waar en wanneer speelt het zich af, denken jullie?
Liefs,
S. Fox (levend en springend)