Hoofdstuk 2

43 14 11
                                    

Ik kijk voor mij naar de zee die grote golven maakt, terwijl ik over mijn armen vrijf door de koude wind buiten. Ik kan hier wel uren blijven staan om naar de zee te staren ook al is het hier zo koud. Ik ben altijd al meer een buitenmens geweest dan een binnenmens.

Ik word uit mijn gedachten gehaald door een hand op mijn schouder. Ik kijk geschrokken achter me, maar glimlach als ik James zie.

'Hey, James,' glimlach ik als ik zie dat hij naast me komt staan. 'Hey, Alice. En is het hier een mooi uitzicht?' Hij grinnikt. 'Je staat hier al best lang naar de zee te staren.'

Ik houd mijn schouders op en kijk terug naar de zee. 'Het is gewoon zo prachtig. Die golven die de hele tijd omhoog en omlaag gaan en die zee gewoon, het is gewoon prachtig.'

James glimlacht en kijkt ook naar de zee. 'Het is zeker prachtig. Ik weet nu al dat dit je thuis is, je hoort gewoon op een schip.'

Ik zucht. 'Ik hoop het.'

Ik loop met mama en papa hun schip op en kijk bewonderend om mij heen. 'Wow, kei cool.'

Mijn mama lacht. 'Ooit word jij net als je mama en papa een piraat.'

Ik glimlach naar mama en kijk dan naar papa. 'Ik ga de beste piraat ter wereld zijn.'

Mijn papa geeft mij een speels duwtje. 'Je kunt de beste piraat niet zijn, weet je waarom?'

Ik kijk hem met een schuin hoofd aan. 'Waarom dan niet?'

'Omdat je ouders al de beste piraten zijn, jij word na ons de beste piraat.'

Ik begin te lachen en geef papa een knuffel. 'Natuurlijk papa, jij en mama zijn de beste, leukste, liefste, grappigste en coolste piraten die ik ken.'

Hij glimlacht en knuffelt mij terug. 'Je bent een speciaal kind, Alice.'

Ik mompel iets onverstaanbaar en kijk of James nog naast mij staat, maar nee hij is al weer weg.

Ik zucht. Wat ga ik nu doen? Wat kun je eigenlijk op een schip doen?

Ik ga van het voordek af en loop wat heen en weer op het schip; totdat ik James naar het stuur op het achterdek zie lopen. Cool, mag hij sturen?

Ik loop het achterdek op en ga naast James staan bij het stuur. 'Hey, mag je sturen?' vraag ik nieuwsgierig.

James lacht. 'Dat zie je toch, Alice.'

Ik grinnik. 'Jaja, dat is echt zo'n typische James zin.'

James moet harder lachen. 'Je kent me al te goed. Wil jij anders is sturen?'

Mijn ogen worden groot terwijl ik James verbaasd aankijk. 'Mag ik dat van jou, echt?'

James knikt lachend zijn hoofd en pakt mijn handen vast. Hij legt ze op het stuur met zijn handen op die van mij.

'Je moet nu goed rond de omgeving kijken en kijken dat we nergens tegen botsen. Als we ergens tegen botsen is het niet de schuld van de mensen op het schip maar van de persoon die stuurt, die het schip leidt. Eigenlijk moet de kapitein sturen, maar soms moeten andere het even overpakken, zoals ik. Ik vraag vaak of ik mag sturen omdat ik dat echt geweldig vind om te doen.'

Ik glimlach. 'Het lijkt mij ook echt geweldig.'

James gaat met mijn handen een beetje naar rechts sturen waardoor het schip een beetje draait.

'Naar waar varen we eigenlijk?' vraag ik nieuwsgierig.

James grinnikt. 'We hebben niet echt een bestemming, we varen meestal naar het Noorden.'

Ik knik. 'Dus we hebben nooit echt een bestemming?'

James lacht. 'We hebben wel soms een bestemming, maar meestal varen we gewoon en zien naar waar het schip ons brengt.'

Ik knik. Ik begin het te snappen, denk ik.

James laat zijn handen zachtjes af die van mij glijden waardoor ik hem een beetje bang aankijk.

James glimlacht gerustellend. 'Doe zoals we samen deden. Vaar gewoon met de wind mee naar het Noorden, het schip brengt ons wel naar een bestemming.'

Ik knik zachtjes en slik. Je kan dit wel, Alice! roep ik tegen mezelf in gedachten en pak het stuur wat steviger vast.

Ik kijk om mij heen en volg de wind mee naar het Noorden. Ik draai een klein beetje naar rechts en ga dan weer verder vooruit. De wind leidt me.

Zonder dat ik het door heb zie ik James naast mij glimlachen. Dat was waar ook, hij stond hier al de hele tijd mee te kijken.

Een klein rood blosje verschijnt op mijn wangen waardoor ik strak naar voren kijk.

Ik voel dat James mijn gezicht vast pakt en mijn hoofd naar hem draait. 'Je bent schattig als je bloost.'

Ik glimlach naar hem en begin harder te blozen.

James legt zijn handen op die van mij en draait het schip een beetje naar rechts. 'Wees nooit afgeleid.'

Ik grinnik en kijk terug naar voren. 'Ik ben niet afgeleid.'

James grinnikt ook. 'Nee, dat zag ik.'

Ik geef hem een klein duwtje tegen zijn zij en kijk weer om mij heen.

Ik volg de wind mee naar rechts en daarna weer vooruit.

Ik ben blij dat ik hier ben op dit schip. Ik ga laten zien dat meisjes ook piraat kunnen worden net als mijn moeder vroeger was.

PiratenbloedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu