Proloog

35 3 0
                                    

Er waren krakende takken en een huilende wind. Het was wassende maan en de maan was niet te zien door de donkere takken en vele wolken. Ik wist wat ik moest doen. Ik moest het doen. Maar toen ik zijn stem hoorde voelde ik toch even de koude rillingen langs mijn rug lopen. "Kijk eens wie er als een geslagen hond terug komt lopen. Van al de mensen die ik had verwacht, ben jij het." Ik kon hem niet zien, hij stond achter mij. Maar ik wist dat als ik omdraaide, hij weg zou zijn. Hij heeft het kat en muisspelletje altijd al geweldig gevonden. Zijn mond draaide zich naar mijn oor en hij fluisterde: "Ik zal eerlijk zijn, ik heb je gemist. En ik had nog zo gehoopt dat jij dat ook had gedaan, maar je bent hier niet voor mij. Toch?" "Je weet waarvoor ik hier ben, dus laat me erdoor!" Het klonk sterker dan ik me voelde. Ik voelde alsof ik mijn hand zou afhakken als ik niet in zijn ogen mocht kijken. Het was het enige wat ik wou. In de ogen kijken van degene die me ooit alles heeft afgepakt, die me ooit heeft gemaakt tot wat ik nu ben, maar ook degene die de enige persoon is, de enige jongen, die ooit echt van mij heeft gehouden. Ik zou kunnen verdrinken in zijn warme, donkerbruine ogen en teruggaan naar het moment waarop wij samen waren. Alles achterlaten. Maar er was een reden waarom ik hier was. En er was een reden waarom ik dit deed. En op dit moment, en geloof me als ik zeg dat het zwaar was, was dat belangrijker. Hij had me zien vechten met mezelf. "Dus dat is wat je wilt. Dat is wat je krijgt."

We liepen samen door een poort naar een gebouw. Het was moeilijk om te zeggen wat het vroeger was geweest. Misschien een ziekenhuis, misschien een kerk. Het leek op beide. De jongen in het zwart en ik wisten allebei wat het nu was. En waar we naartoe moesten. Grote gang door, langs de grote zaal, schuin oversteken bij de bibliotheek en dan een klein poortje door naar haar kamer. Ze was er. En ze wist dat ik er was. Toch had ze besloten maar eerst te doen alsof ik er niet was. Dit was lichtelijk onmogelijk aangezien iedereen in de kamer mij aanstaarde en een domme, redelijk naïeve nieuweling haar durfde aan te stoten omdat ze dacht dat ze mij niet had gezien. De nieuweling werd door haar genegeerd en met veel gesis en gegrauw door de rest naar buiten gestuurd. Zij maakte een kleine beweging met haar hoofd en iedereen in de kamer, op de jongen en mij na, liepen weg. "Ik had je eerlijk gezegd niet verwacht nadat je besloten had over te stappen naar de 'goede' kant." Zei ze. Ik zei niks. Ze ging verder: "Maar om een of andere reden ben je toch hier. Je hebt toch geen heimwee, toch?" "Ik heb geen heimwee en je weet waarom ik hier ben." Zei ik. "Weet je dat zeker? Want ik heb eerlijk gezegd geen flauw benul." Tot nog toe had hij bijna niks gezegd, maar nu trok de jongen in het zwart ook een keer zijn mond open. Ik was kwaad: "Ik wil weten wat jullie gaan doen! Florina vermoorden? Of het halve dorp verraden? Ik weet wat jullie hebben gedaan en ik zal het nooit accepteren als jullie hun ook wat aan doet!" Maar zij was ijselijk kalm: "Schat, de enige persoon die wij ooit zouden vermoorden, ben jij. En je weet waarom."

The sacrificeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu