De geschiedenis van Voldemort.

98 12 3
                                    

Ik kijk verbaasd naar mijn eigen lichaam. Mijn handen zijn net als de rest van het lichaam helemaal wit met lange vingers. Wat wil ik graag weer mijn eigen gezicht zien, kijken of gewoon nog alles hetzelfde is gebleven. Ik weet dat het zo is, maar toch moet ik mijzelf zien.  Als mijn lichaam net zo is als vroeger is mijn toverkunst dat ongetwijfeld ook.

Ik probeerde of alles nog werkte: Ik strekte en boog mijn vingers, liep voorzichtig een paar stappen. Knipperde met mijn ogen.

Toen ik zeker wist dat alles werkte greep ik in mijn zakken, voelend naar mijn toverstok. Met mijn toverstok wees ik naar mijn dienaar, en smeet hem tegen de grafsteen waar hij Harry Potter gevangen had gezet.

Ik kijk naar Potter en schiet in de lach. Hoe hij daar bij staat zo zielig en hulpeloos, het is gewoon een heerlijk gezicht.

Mijn dienaar kwam naar mij toe en zei: ‘Heer...’ Hij haalde diep adem en ging weer verder: ‘heer... u had beloofd.... u had me beloofd...’

‘Steek je arm uit.’

‘O, dank u... dank u, meester.’

O, wat is hij eigenlijk zielig en onnozel, maar ach hij heeft me geholpen, al was het uit eigen belang, dus ik moet hem wel belonen. ‘Je, andere hand Wormstaart.’

‘Meester, alstublieft... alstublieft...’

Ik pakte Wormstaarts linkerarm en trom hem naar mij toe; Ik stroopte zijn gewaad op en keek. Ik zag op zijn linkerarm het teken staan, mijn teken.

‘Het is terug. Dat hebben ze allemaal gemerkt... en nu zullen we zien... nu zullen we weten.’

Ik drukte met mijn toverstok op het teken van mijn dienaar.

Hij schreeuwde het uit van de pijn. Ik duwde nog heel eventjes, totdat het teken weer zwart was en hield toen pas mijn toverstok eraf.

Ik keek rond over het donkere kerkhof.

‘Wie zullen de moed hebben om terug te keren als ze het voelen?’

Ik liep rustig verder over het kerkhof om te kijken of er al mensen waren aangekomen.

‘En wie zullen dwaas genoeg zijn om weg te blijven?’ Want die zal ik extra hard straffen, maakte ik in mijn gedachten af.

Ik kijk weer vol genoegen naar Harry. ‘Je staat op de overblijfselen van wijlen mijn vader, Harry Potter. Een Dreuzel en een dwaas... net zoals jouw eigen lieve moeder. Maar toch waren ze niet helemaal nutteloos, nietwaar?
Jouw moeder gaf haar leven om jou te redden toen je klein was... en hoewel ik mijn eigen vader heb gedood, kwam hij me nu heel goed van pas.’

Ik moet lachen, want o wat is het heerlijk om hem zo boos te zien. Ik geniet er echt van, hoe hij reageert als ik hem de waarheid vertel.

‘Zie je dat huis op die heuvel, Potter? Daar woonde mijn vader. Mijn moeder, een heks uit het dorp, werd verliefd op hem, maar hij liet haar in de steek toen ze hem vertelde wat ze was... mijn vader hield niet van magie...
Hij verliet haar en keerde nog voor ik geboren werd terug naar zijn Dreuzelouders. Zij stierf in het kraambed en ik bleef alleen achter in een Dreuzelweeshuis... maar ik zwoer dat ik hem zou vinden... me zou wreken op die dwaas die me zijn naam gegeven had... Marten Vilijn...’

Ik loop rustig heen en weer rustig kijkend of er al mensen aan komen.

‘Hoor mij nou eens familieherinneringen ophalen... Ik word nog sentimenteel... Maar kijk eens, Harry! Mijn echte familie keert terug...’

De herrijzing van Voldemort.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu