'Wolfs, wat is er?' Vraag ik.
'Oh, niks.' Zegt hij en geeft iets meer gas.
Ik besteed er niet meer aandacht aan. Als er iets ergs is, zegt hij het wel.
Als we aankomen rent Wolfs heel snel het huis in. Ik kijk hem verbaasd aan.
Snel loop ik achter hem aan. Als ik aankom staat Wolfs met z'n hoofd in z'n handen.
'Godzijdank.' Dat is het enige wat ik uit z'n mond hoor komen.
'Wolfs, ga zitten!' Beveel ik hem. Samen met hem loop ik naar buiten en ga op een bankje zitten.
'Je houd iets achter Wolfs, vertel het me.' Zeg ik nu een beetje bozig.
'Nee, er is niks. Ik schrok alleen een beetje hoe die vrouw eruit zag, helemaal toegetakeld.'
Ik trek m'n wenkbrauwen op, ik geloof hem niet. Weer laat ik het er bij zitten. Ik kan mezelf wel voor m'n kop slaan...
Als we weer terug in het huis zijn vragen we wat informatie en gaan we weer terug naar het bureau.